De gopi's en gopa's gaan allemaal de stad uit om haar te aanbidden.757.
Wiens acht kanten bekend zijn bij de wereld en wiens naam 'Sumbha Sangharani' is.
Zij, die acht armen heeft en de moordenaar is van Sumbh, die het lijden van heiligen wegneemt en onbevreesd is,
Wiens roem verspreid is in alle zeven hemelen en de onderwereld
Alle gopa's gaan vandaag om haar te aanbidden.758.
DOHRA
Maha Rudra en Chandi zijn voor het werk van aanbidding gegaan.
Krishna gaat samen met Yashoda en Balram mee om de grote Rudra en Chandi te aanbidden.759.
SWAYYA
De gopa's waren tevreden en verlieten de stad voor de aanbidding
Ze brachten offers van aarden lampen, Panchamrit, melk en rijst
Ze waren buitengewoon opgetogen en aan al hun lijden kwam een einde
Volgens de dichter Shyam is deze tijd voor hen allemaal een zeer gelukkige tijd.760.
Aan deze kant slikte een slang het hele lichaam van de vader van Krishna in zijn mond
Die slang was zwart als het eboniethout, in grote woede stak hij Nand ondanks smeekbeden
Terwijl de stadsmensen (hem) schoppen, schudt (hij) gewelddadig met zijn lichaam.
Alle mensen van de stad probeerden de bejaarde Nand te redden door hevige slagen en verwondingen, maar toen ze allemaal moe waren en niet konden redden, begonnen ze naar Krishna te kijken en te schreeuwen.
Gopas en Balram begonnen allemaal om Krishna te schreeuwen
���Gij zijt de verwijderaar van lijden en de gever van troost���
Nand zei ook: ���O Krishna, de slang heeft mij vastgegrepen, dood hem of ik zal gedood worden.
��� Net zoals een dokter wordt geroepen als iemand een ziekte oploopt, worden op dezelfde manier bij tegenspoed de helden herdacht.762.
Heer Krishna, die de woorden van zijn vader met zijn oren hoorde, sneed het lichaam van die slang door.
Toen hij de woorden van zijn vader hoorde, doorboorde Krishna het lichaam van de slang, die zichzelf manifesteerde als een mooie man (nadat hij afstand had gedaan van het lichaam van de slang)
Het grote en beste succes van zijn imago wordt dus uitgesproken door de dichter.
De dichter beschrijft de grootsheid van het spektakel en zegt dat het lijkt alsof onder de invloed van deugdzame daden de glorie van de maan, nadat deze is weggerukt, in deze man is verschenen en een einde heeft gemaakt aan de vijand.763.
Toen werd (die man) een brahmaan en zijn naam is Sudarshan.
Toen die brahmaan weer werd getransformeerd in een man genaamd Sudarshan, vroeg Krishna hem glimlachend naar zijn echte verblijfplaats:
(Hij) boog voor hem (Krishna) met zijn ogen gebogen en zijn geest tevreden en zijn handen gevouwen.
Hij, tevreden van geest, begroette Krishna met gebogen ogen en gevouwen handen en zei: ‘O Heer! Gij zijt de Onderhouder en het wegnemen van het lijden van de mensen en Gij zijt ook de Heer van alle werelden.���764.
Toespraak van de brahmaan:
SWAYYA
(Ik was een brahmaan en ooit) nadat hij een grote grap had uitgehaald met de zoon van de wijze Atri, vervloekte hij (mij).
���Ik had de zoon van de wijze Arti belachelijk gemaakt, die mij had vervloekt om een slang te worden
Zijn woorden werden waar en mijn lichaam veranderde in dat van een zwarte slang
O Krishna! door Uw aanraking zijn alle zonden van mijn lichaam uitgewist.���765.
Alle mensen keerden terug naar hun huizen nadat ze de godin van de wereld hadden aanbeden
Iedereen prees de kracht van Krishna
In Soratha, Sarang, Shuddha Malhar, Bilawal (primaire raga's) vulde Krishna zijn stem.
Het deuntje van de muzikale modi van Soarath, Sarand, Shuddh Malhar en Bilawal werd gespeeld, en alle mannen en vrouwen van Braja en alle anderen die het hoorden waren tevreden.
DOHRA
Na het aanbidden van Chandi zijn beide grote krijgers (Krishna en Balaram) samen thuisgekomen
Op deze manier keerden de beide grote helden, Krishna en Balram, Chandi aanbiddend terug naar hun huis en na het eten en drinken gingen ze slapen.
Einde van het hoofdstuk getiteld ‘De redding van de brahmaan en de aanbidding van Chandi’ in Krishnavatara in Bachittar Natak.
Nu begint de beschrijving van het doden van de demon Vrishabhasura
SWAYYA
Beide helden gingen slapen nadat ze het avondeten hadden gekregen van hun moeder Yashoda
Toen de dag aanbrak, bereikten ze het bos, waar de leeuwen en konijnen ronddwaalden
Daar stond een demon genaamd Vrishabhasura, wiens beide hoorns de lucht raakten