Sri Dasam Granth

Pagina - 1076


ਤੈ ਤ੍ਰਿਯ ਹਮ ਸੋ ਝੂਠ ਉਚਾਰੀ ॥
tai triy ham so jhootth uchaaree |

O vrouw! Je hebt tegen mij gelogen.

ਹਮ ਮੂੰਡੈਗੇ ਝਾਟਿ ਤਿਹਾਰੀ ॥੯॥
ham moonddaige jhaatt tihaaree |9|

Ik zal je baard scheren. 9.

ਤੇਜ ਅਸਤੁਰਾ ਏਕ ਮੰਗਾਯੋ ॥
tej asaturaa ek mangaayo |

(De koning) riep om een scherp scheermes

ਨਿਜ ਕਰ ਗਹਿ ਕੈ ਰਾਵ ਚਲਾਯੋ ॥
nij kar geh kai raav chalaayo |

En de koning droeg het in zijn hand.

ਤਾ ਕੀ ਮੂੰਡਿ ਝਾਟਿ ਸਭ ਡਾਰੀ ॥
taa kee moondd jhaatt sabh ddaaree |

Al zijn haar afgeschoren.

ਦੈ ਕੈ ਹਸੀ ਚੰਚਲਾ ਤਾਰੀ ॥੧੦॥
dai kai hasee chanchalaa taaree |10|

De vrouw klapte en lachte. 10.

ਦੋਹਰਾ ॥
doharaa |

dubbel:

ਪਾਨਿ ਭਰਾਯੋ ਰਾਵ ਤੇ ਨਿਜੁ ਕਰ ਝਾਟਿ ਮੁੰਡਾਇ ॥
paan bharaayo raav te nij kar jhaatt munddaae |

(Eerst) haalde water bij de koning en (vervolgens) schoor de jhant uit zijn hand.

ਹੋਡ ਜੀਤ ਲੇਤੀ ਭਈ ਤਿਨ ਅਬਲਾਨ ਦਿਖਾਇ ॥੧੧॥
hodd jeet letee bhee tin abalaan dikhaae |11|

Door die vrouwen te laten zien, nam hij de voorwaarde over. 11.

ਇਤਿ ਸ੍ਰੀ ਚਰਿਤ੍ਰ ਪਖ੍ਯਾਨੇ ਤ੍ਰਿਯਾ ਚਰਿਤ੍ਰੇ ਮੰਤ੍ਰੀ ਭੂਪ ਸੰਬਾਦੇ ਇਕ ਸੌ ਨਬਵੋ ਚਰਿਤ੍ਰ ਸਮਾਪਤਮ ਸਤੁ ਸੁਭਮ ਸਤੁ ॥੧੯੦॥੩੬੦੦॥ਅਫਜੂੰ॥
eit sree charitr pakhayaane triyaa charitre mantree bhoop sanbaade ik sau nabavo charitr samaapatam sat subham sat |190|3600|afajoon|

Hier is de conclusie van het 190e hoofdstuk van Mantri Bhup Samvad van Tria Charitra van Sri Charitropakhyan: alles is veelbelovend. 190,3600. gaat door

ਚੌਪਈ ॥
chauapee |

vierentwintig:

ਏਕ ਲਹੌਰ ਛਤ੍ਰਿਜਾ ਰਹੈ ॥
ek lahauar chhatrijaa rahai |

Er woonde een schoondochter in Lahore.

ਰਾਇ ਪ੍ਰਬੀਨ ਤਾਹਿ ਜਗ ਕਹੈ ॥
raae prabeen taeh jag kahai |

Ze noemden hem allemaal Prabin Rai.

ਅਪ੍ਰਮਾਨ ਤਿਹ ਪ੍ਰਭਾ ਬਿਰਾਜੈ ॥
apramaan tih prabhaa biraajai |

Haar schoonheid was van onschatbare waarde

ਦੇਵ ਜਨਨਿ ਕੋ ਲਖਿ ਮਨੁ ਲਾਜੈ ॥੧॥
dev janan ko lakh man laajai |1|

Toen ze hem zagen, schaamden zelfs de moeders van de goden zich. 1.

ਦੋਹਰਾ ॥
doharaa |

dubbel:

ਏਕ ਮੁਗਲ ਤਿਹ ਨ੍ਰਹਾਤ ਕੈ ਰੀਝ੍ਯੋ ਅੰਗ ਨਿਹਾਰਿ ॥
ek mugal tih nrahaat kai reejhayo ang nihaar |

Een Mughal raakte gefascineerd door het zien van haar lichaam tijdens het baden.

ਗਿਰਿਯੋ ਮੂਰਛਨਾ ਹ੍ਵੈ ਧਰਨਿ ਬਿਰਹਾ ਤਨ ਗਯੋ ਮਾਰਿ ॥੨॥
giriyo moorachhanaa hvai dharan birahaa tan gayo maar |2|

(Hij) viel flauw en viel op de grond door het geluid van (de pijl van) Birhon. 2.

ਚੌਪਈ ॥
chauapee |

vierentwintig:

ਧਾਮ ਆਨ ਇਕ ਸਖੀ ਬੁਲਾਈ ॥
dhaam aan ik sakhee bulaaee |

Hij kwam thuis en belde een dienstmeisje ('Sakhi').

ਬਾਤ ਸਭੈ ਤਿਹ ਤੀਰ ਜਤਾਈ ॥
baat sabhai tih teer jataaee |

En vertelde hem alles.

ਜੌ ਮੋ ਕੌ ਤੂ ਤਾਹਿ ਮਿਲਾਵੈ ॥
jau mo kau too taeh milaavai |

Als je mij met hem tegenkomt

ਅਪੁਨੇ ਮੁਖ ਮਾਗੈ ਸੋ ਪਾਵੈ ॥੩॥
apune mukh maagai so paavai |3|

Dus krijg de (beloning) waar je om vroeg. 3.

ਤਬ ਸੋ ਸਖੀ ਧਾਮ ਤਿਹ ਗਈ ॥
tab so sakhee dhaam tih gee |

Toen ging die meid naar zijn huis

ਐਸੋ ਬਚਨ ਬਖਾਨਤ ਭਈ ॥
aaiso bachan bakhaanat bhee |

En zo begon te praten.

ਮਾਤਾ ਤੋਰਿ ਬੁਲਾਵਤ ਤੋ ਕੌ ॥
maataa tor bulaavat to kau |

Je moeder belt je.

ਤਾ ਤੇ ਪਠੈ ਦਯੋ ਹ੍ਯਾਂ ਮੋ ਕੌ ॥੪॥
taa te patthai dayo hayaan mo kau |4|

Daarom ben ik hierheen gestuurd. 4.

ਯੌ ਜਬ ਬਚਨ ਤਾਹਿ ਤਿਹ ਕਹਿਯੋ ॥
yau jab bachan taeh tih kahiyo |

Toen hij dit tegen haar zei,

ਮਿਲਬ ਸੁਤਾ ਮਾਤਾ ਸੌ ਚਹਿਯੋ ॥
milab sutaa maataa sau chahiyo |

Dus de dochter wilde ook de moeder ontmoeten.

ਡੋਰੀ ਬਿਖੈ ਤਾਹਿ ਬੈਠਾਰਿਯੋ ॥
ddoree bikhai taeh baitthaariyo |

Laat hem in Sukhpal zitten

ਦਰ ਪਰਦਨ ਦ੍ਰਿੜ ਐਚਿ ਸਵਾਰਿਯੋ ॥੫॥
dar paradan drirr aaich savaariyo |5|

En bond de gordijnen van de deur stevig vast. 5.

ਤਾ ਕੌ ਦ੍ਰਿਸਟਿ ਕਛੂ ਨਹਿ ਆਵੈ ॥
taa kau drisatt kachhoo neh aavai |

Hij kon niets zien.

ਕੁਟਨੀ ਚਹੈ ਜਹਾ ਲੈ ਜਾਵੈ ॥
kuttanee chahai jahaa lai jaavai |

Pfekutani kan hem brengen waar hij maar wil.

ਮਾਤ ਨਾਮ ਲੈ ਤਾਹਿ ਸਿਧਾਈ ॥
maat naam lai taeh sidhaaee |

Ze nam de naam van haar moeder aan en nam haar mee

ਲੈ ਕੈ ਧਾਮ ਮੁਗਲ ਕੇ ਆਈ ॥੬॥
lai kai dhaam mugal ke aaee |6|

En pakte het en kwam naar Mughal's huis. 6.

ਪਰਦਾ ਤਹੀ ਉਘਾਰਾ ਜਾਈ ॥
paradaa tahee ughaaraa jaaee |

Ging erheen en tilde het gordijn op

ਤਾਸ ਬੇਗ ਜਹ ਸੇਜ ਸੁਹਾਈ ॥
taas beg jah sej suhaaee |

Waar Tas Beg tegen Sage leunde.

ਬਹਿਯਾ ਆਨਿ ਮੁਗਲ ਤਬ ਗਹੀ ॥
bahiyaa aan mugal tab gahee |

Toen kwam de Mughal en pakte (zijn) arm vast.

ਚਿਤ ਮੈ ਚਕ੍ਰਿਤ ਚੰਚਲਾ ਰਹੀ ॥੭॥
chit mai chakrit chanchalaa rahee |7|

(Zij) was verbaasd in de geest van de vrouw. 7.

ਮੇਰੇ ਧਰਮ ਲੋਪ ਅਬ ਭਯੋ ॥
mere dharam lop ab bhayo |

(Ik begon te denken dat) de Turk mijn lichaam heeft aangeraakt met zijn lichaam,

ਤੁਰਕ ਅੰਗ ਸੌ ਅੰਗ ਭਿਟਯੋ ॥
turak ang sau ang bhittayo |

(Dus) nu is mijn religie corrupt.

ਤਾ ਤੇ ਕਛੂ ਚਰਿਤ੍ਰ ਬਨਾਊ ॥
taa te kachhoo charitr banaaoo |

Geen karakterspellen door dit te doen

ਜਾ ਤੇ ਛੂਟਿ ਮੁਗਲ ਤੇ ਜਾਊ ॥੮॥
jaa te chhoott mugal te jaaoo |8|

Waarmee ik zal worden bevrijd (van de vervolging van de Mughal). 8.

ਅਬ ਆਇਸੁ ਤੁਮਰੋ ਜੌ ਪਾਊ ॥
ab aaeis tumaro jau paaoo |

(richtte zich tot de Mughal en begon te zeggen) Nu, als je toestemming hebt

ਸਭ ਸੁੰਦਰ ਸਿੰਗਾਰ ਬਨਾਊ ॥
sabh sundar singaar banaaoo |

Dus heb ik allerlei mooie versieringen aangebracht.

ਬਹੁਰਿ ਆਇ ਤੁਮ ਸਾਥ ਬਿਹਾਰੋ ॥
bahur aae tum saath bihaaro |

Kom dan gezellig met je meegenieten

ਤੁਮਰੋ ਚਿਤ ਕੋ ਸੋਕ ਨਿਵਾਰੋ ॥੯॥
tumaro chit ko sok nivaaro |9|

En verwijder de pijn van je geest. 9.

ਦੋਹਰਾ ॥
doharaa |

dubbel:

ਹਾਰ ਸਿੰਗਾਰ ਬਨਾਇ ਕੈ ਕੇਲ ਕਰੌ ਤਵ ਸੰਗ ॥
haar singaar banaae kai kel karau tav sang |

Ik zal de ketting versieren en samen met jou vastspijkeren.

ਬਹੁਰਿ ਤਿਹਾਰੇ ਗ੍ਰਿਹ ਬਸੌ ਹ੍ਵੈ ਤੁਮ ਤ੍ਰਿਯ ਅਰਧੰਗ ॥੧੦॥
bahur tihaare grih basau hvai tum triy aradhang |10|

Dan zal ik mij in jouw huis vestigen als jouw Ardhangani. 10.

ਚੌਪਈ ॥
chauapee |

vierentwintig:

ਯੌ ਕਹਿ ਬਚਨ ਤਹਾ ਤੇ ਗਈ ॥
yau keh bachan tahaa te gee |

Terwijl ze dit zei, vertrok ze daar

ਗ੍ਰਿਹ ਕੌ ਆਗਿ ਲਗਾਵਤ ਭਈ ॥
grih kau aag lagaavat bhee |

En het huis in brand steken (van buitenaf).

ਕੁਟਨੀ ਸਹਿਤ ਮੁਗਲ ਕੌ ਜਾਰਿਯੋ ॥
kuttanee sahit mugal kau jaariyo |

(Aldus) verbrandde de Mughal samen met de blaas.

ਬਾਲ ਆਪਨੋ ਧਰਮ ਉਬਾਰਿਯੋ ॥੧੧॥
baal aapano dharam ubaariyo |11|

De vrouw redde haar religie. 11.

ਇਤਿ ਸ੍ਰੀ ਚਰਿਤ੍ਰ ਪਖ੍ਯਾਨੇ ਤ੍ਰਿਯਾ ਚਰਿਤ੍ਰੇ ਮੰਤ੍ਰੀ ਭੂਪ ਸੰਬਾਦੇ ਇਕ ਸੌ ਇਕਯਾਨਵੋ ਚਰਿਤ੍ਰ ਸਮਾਪਤਮ ਸਤੁ ਸੁਭਮ ਸਤੁ ॥੧੯੧॥੩੬੧੧॥ਅਫਜੂੰ॥
eit sree charitr pakhayaane triyaa charitre mantree bhoop sanbaade ik sau ikayaanavo charitr samaapatam sat subham sat |191|3611|afajoon|

Hier eindigt het 191e hoofdstuk van Mantri Bhup Samvad van Tria Charitra van Sri Charitropakhyan, alles is veelbelovend. 191,3611. gaat door

ਦੋਹਰਾ ॥
doharaa |

dubbel:

ਤੇਜ ਸਿੰਘ ਰਾਜਾ ਬਡੋ ਅਪ੍ਰਮਾਨ ਜਿਹ ਰੂਪ ॥
tej singh raajaa baddo apramaan jih roop |

Er was een grote koning genaamd Tej Singh, die erg knap was.

ਗਾਨ ਕਲਾ ਤਾ ਕੀ ਸਖੀ ਰਤਿ ਕੇ ਰਹੈ ਸਰੂਪ ॥੧॥
gaan kalaa taa kee sakhee rat ke rahai saroop |1|

Hij had een dienstmeisje genaamd Gaan Kala, die net zo mooi was als Rati (de vrouw van Kama Dev).1.

ਚੌਪਈ ॥
chauapee |

vierentwintig:

ਰਾਜਾ ਕੋ ਤਾ ਸੌ ਹਿਤ ਭਾਰੋ ॥
raajaa ko taa sau hit bhaaro |

De koning was erg op haar gesteld

ਦਾਸੀ ਤੇ ਰਾਨੀ ਕਰਿ ਡਾਰੋ ॥
daasee te raanee kar ddaaro |

(Waarmee ze werd) maakte van een slaaf een koningin.

ਜੈਸੇ ਕਰੈ ਰਸਾਇਨ ਕੋਈ ॥
jaise karai rasaaein koee |

Zoals met elke chemische stof

ਤਾਬੈ ਸੌ ਸੋਨਾ ਸੋ ਹੋਈ ॥੨॥
taabai sau sonaa so hoee |2|

Verandert koper in goud. 2.

ਅੜਿਲ ॥
arril |

onbuigzaam:

ਰੈਨਿ ਦਿਨਾ ਤਿਹ ਧਾਮ ਰਾਵ ਜੂ ਆਵਈ ॥
rain dinaa tih dhaam raav joo aavee |

Dag en nacht kwam de koning naar zijn huis

ਕਾਮ ਕੇਲ ਨਿਸ ਦਿਨ ਤਿਸ ਸੰਗ ਕਮਾਵਈ ॥
kaam kel nis din tis sang kamaavee |

En speelde dag en nacht met hem.

ਦਾਸ ਏਕ ਪਰ ਸੋ ਦਾਸੀ ਅਟਕਤਿ ਭਈ ॥
daas ek par so daasee attakat bhee |

Die meid bleef bij een slaaf

ਹੋ ਪਤਿ ਕੀ ਪ੍ਰੀਤਿ ਬਿਸਾਰਿ ਤਬੈ ਚਿਤ ਤੇ ਦਈ ॥੩॥
ho pat kee preet bisaar tabai chit te dee |3|

En de liefde van de echtgenoot (de koning) werd toen vergeten. 3.

ਤਿਲ ਚੁਗਨਾ ਪਰ ਗਾਨ ਕਲਾ ਅਟਕਤ ਭਈ ॥
til chuganaa par gaan kalaa attakat bhee |

Til Chugana (Naam Das Sutu) raakte geboeid door het lied.

ਨ੍ਰਿਪ ਕੀ ਪ੍ਰੀਤਿ ਬਿਸਾਰਿ ਤੁਰਤ ਚਿਤ ਤੇ ਦਈ ॥
nrip kee preet bisaar turat chit te dee |

(Hij) vergat onmiddellijk de liefde van de koning.

ਜੋ ਦਾਸੀ ਸੌ ਪ੍ਰੇਮ ਪੁਰਖੁ ਕੋਊ ਠਾਨਈ ॥
jo daasee sau prem purakh koaoo tthaanee |

Een man die verliefd wordt op een dienstmaagd,