Masuk Mati was zijn koningin
Die zo mooi was als de vrouwen van Sun, Moon of Indra. 1.
Hij had geen zoon thuis.
Dit was de zorg van die vrouw.
Ze was erg bang voor de koning in haar hart,
Maar speelde vroeger met veel mannen. 2.
onbuigzaam:
Op een dag zat die grote schoonheid in het raam (van haar paleis).
Dat deze kudde buffels daar vandaan kwam.
Hij zong de prachtige Mehinwal (het verhaal) uit zijn mond
En het beeld van alle vrouwen werd gestolen. 3.
dubbel:
Toen de koningin (haar) mooie stem met haar oren hoorde, maakte Kama Dev (door een pijl af te schieten) haar onrein.
Hij dacht in gedachten dat Raman gespeeld moest worden met een kudde buffels. 4.
vierentwintig:
waar hij de buffels liet grazen,
Rani ging daar 's nachts heen.
Man werd na twee uur wakker
En pakte het zwaard en volgde de koningin. 5.
Er was een wijze vriend.
Dit alles heeft hij ter harte genomen.
(Dat dacht ze) als haar man haar zo zou zien (in de staat van seks met een andere man).
Dan zal Yama ze allebei sturen. 6.
(Zij) stond zelf op en bereikte daar als eerste
Waar Rani genoot van de vereniging met hem (Pali).
(Hij) maakte haar wakker door haar lichaam omver te gooien
En vertelde hem dat hij heel Engeland moest zijn. 7.
onbuigzaam:
(Toen ze dit hoorde) werd de koningin bang en verdronk in de zee.
(Hij) stopte een tulband in zijn mond en doodde die (Pali).
Heeft (hem) opgehangen met een groot kruis
En nadat ze haar kleren had uitgetrokken, ging ze eronder en begon te baden. 8.
vierentwintig:
Toen bereikte koning Ah Dhuj daar
En zag de vrouw baden onder het dode lichaam.
Pas toen hield (hij) de vrouw vast en vroeg
En in acht stukken verbrand. 9.
dubbel:
(Zei dat) waarom ben je hierheen gekomen nadat je je huis hebt verlaten.
Als je de waarheid vertelt, laat ik je vrij en als je nog iets zegt, vermoord ik je. 10.
vierentwintig:
Toen vouwde de vrouw beide handen
En legde haar hoofd aan de voeten van haar man.
O lief! Luister eerst naar mij.
Doe dan wat in je hart opkomt. 11.
maakte zich grote zorgen.
(Dus ik) mediteerde elke dag op Heer Vishnu
Dat o Heer! Geef (één) zoon aan ons huis