Dat werd enorm bewonderd door zijn vertrouwelingen.(27)
Door zo te werk te gaan, was een periode van twaalf jaar verstreken.
En er werd een onverminderde hoeveelheid rijkdom vergaard.(28)
De koning zat majestueus op de troon.
Toen hij (de minister) binnenkwam en de koning van de zeven continenten vroeg:(29)
'Breng en presenteer mij de papieren,
'Die opsommen wat ik aan mijn vier zonen had geschonken.'(30)
De opnameschrijver pakte de pen op,
En om te antwoorden hief hij zijn vlag.(31)
(De Raja vroeg:) 'Ik had hen duizenden (roepies) nagelaten,
'Onderzoek de daad en open je tong (om te spreken).(32)
'Lees van het papier en vertel,
'Hoeveel ik aan ieder van hen had gegeven.'(33)
Toen hij (de schrijver) het bevel van de koning hoorde,
Die de lof en dezelfde status hadden verdiend als de goden.(34)
(King benadrukte:) 'Schenk mij de weldadigheid aan die ik had geschonken,
'Jij, de lichten van de wereld en de sterren van Yaman.'(35)
De eerste zoon antwoordde: 'De meeste olifanten zijn gedood in de oorlogen,
'En degenen die gered werden, heb ik net als jij in liefdadigheid uitgedeeld.'(36)
Hij vroeg aan de tweede zoon: 'Wat heb je met de paarden gedaan?'
(Hij antwoordde): 'Ik heb er een paar uitgedeeld in liefdadigheid en de rest stond de dood te wachten.'(37)
(Hij) vroeg de derde om hem zijn kamelen te laten zien.
'Aan wie heb je ze toegeschreven?'(38)
Hij antwoordde: 'Een aantal van hen stierf in de oorlogen,
'En het overige heb ik aan liefdadigheid gegeven.'(39)
Toen vroeg (hij) de vierde: 'Oh, jij, de zachtaardige,'
'Jij, degene die het koninklijk baldakijn en de troon verdient,(40)
'Waar is het geschenk dat ik je heb gegeven;
'Eén zaadje moong en de helft van gram?'(41)
(Hij antwoordde:) 'Als uw bevel het toelaat, kan ik u voorstellen,
'Alle olifanten, paarden en menig kameel.'(42)
Hij bracht tienhonderdduizend verbijsterde olifanten naar voren,
Die waren versierd met gouden en zilveren attributen.(43)
Hij presenteerde tien- tot twaalfduizend paarden,
Versierd met talrijke vergulde zadels.(44)
Hij bracht stalen helmen en pantsers mee,
En ook vergulde dierendekens, pijlen en dure zwaarden,(45)
De kamelen uit Bagdad, beladen met versierde kleding,
Veel goud, veel kleding,(46)
Tien neelams (edelstenen) en veel dinars (munten),
Door naar hen te kijken huiverden zelfs de ogen.(47)
Door één zaadje van moong heeft hij een stad grootgebracht,
Die kreeg de naam Moongi-patam.(48)
Met de andere, de helft gramzaad, kweekte hij er nog een,
En in verband met zijn naam heette het Delhi.(49)
De koning keurde deze innovatie goed en eerde hem,
Vanaf dat moment gaf hij hem de naam Raja Daleep.(50)
De voortekenen van het koningschap, die in hem werden afgebeeld,