Bij het horen van deze Raga's raken de hemelse jonkvrouwen en de vrouwen van demonen allemaal gefascineerd
Radha, de dochter van Brishbhan, die de stem van de fluit hoort, komt aanrennen als een hinde.
Radha zei met gevouwen handen: ‘O Heer! Ik heb honger
De melk is in alle huizen van de gopa's achtergebleven en tijdens het spelen vergat ik alles
���Ik dwaal met je mee
��� Toen Krishna dit hoorde, werd iedereen opgedragen de huizen van de brahmanen in Mathura binnen te gaan (en iets te eten mee te nemen). Ik spreek de waarheid tegen je, er zit geen greintje onwaarheid in.���303.
Toespraak van Krishna:
SWAYYA
Krishna zei toen tegen de schildwachten: dit is Kanspuri (Mathura), ga daarheen.
Krishna zei tegen alle gopa's: 'Ga naar Mathura, de stad Kansa en vraag naar de brahmanen, die Yajna's uitvoeren
(Voor hen) met gevouwen handen en liggend op een kruk, doe dan dit verzoek
���Verzoek hen met gevouwen handen en vallend aan hun voeten, dat Krishna honger heeft en om voedsel vraagt.���304.
Wat (de stem) Kanha zei, accepteerden (de kinderen) en vielen aan (Krishna's) voeten en liepen weg.
Gopa's aanvaardden de uitspraak van Krishna en bogen hun hoofden. Ze gingen allemaal weg en bereikten de huizen van de brahmanen
De gopa's bogen voor hen en in de gedaante van Krishna vroegen ze om eten
Zie nu hun slimheid dat ze alle brahmanen bedriegen onder het mom van Krishna.305.
Toespraak van de brahmanen:
SWAYYA
De brahmanen spraken boos: ‘Jullie zijn gekomen om ons om eten te vragen
Krishna en Balram zijn erg dwaas. Beschouw je ons allemaal als dwazen?
We vullen onze maag pas als we rijst van anderen vragen en brengen.
‘Wij vullen onze buik alleen maar door te bedelen om rijst, jullie zijn gekomen om bij ons te bedelen.’ Met deze woorden uitten de brahmanen hun woede.306.
(Toen) de brahmanen geen eten gaven, gingen de Gwal Balaks pas toen in woede (naar hun) huizen.
Toen de brahmanen niets gaven om te eten, verlieten alle gopa's zich in verlegenheid gebracht en kwamen terug naar Krishna aan de oever van Yamuna.
Toen Balarama hen zonder eten zag aankomen, zei hij tegen Krishna met die blik:
Toen ze hen zonder voedsel zagen aankomen, zeiden Krishna en Balram: ‘De brahmanen komen naar ons toe in tijden van nood, maar rennen weg als we om iets vragen.’ 307.
KABIT
Deze brahmanen zijn moreel gemeen, wreed, laf, zeer gemeen en zeer inferieur
Deze brahmanen, die acties uitvoeren als dieven en aaseters, offeren altijd hun leven op voor brood. Ze kunnen zich gedragen als bedriegers en plunderaars op de paden
Ze gaan zitten als onwetende mensen, ze zijn slim van binnenuit en
Hoewel ze heel weinig kennis hebben, rennen ze met grote snelheid heen en weer alsof ze heel lelijk zijn, maar zichzelf mooi noemen en ongehinderd door de stad zwerven als dieren.308.
Toespraak van Balram gericht tot Krishna
SWAYYA
���O Krishna! Als je zegt, dan kan ik Mathura in twee helften scheuren met de klap van mijn strijdknots, als je zegt, dan zal ik de brahmanen vangen
Als je het zegt, zal ik ze doden en als je het zegt, zal ik ze een beetje berispen en ze dan vrijlaten
���Als je het zegt, zal ik de hele stad Mathura met mijn kracht ontwortelen en weggooien in Yamuna
Ik heb enige angst voor u, anders, o Yadava-koning! Ik kan alle vijanden alleen vernietigen.���309.
Toespraak van Krishna:
SWAYYA
O Balaram! Kalmeer de woede. En toen sprak Krishna met de Gwal-jongens.
���O Balram! Iemand kan vergeven worden voor woede, door dit te zeggen. Krishan richtte zich tot de gopajongens: “De brahmaan is de goeroe van de hele wereld
De jongen gehoorzaamde (Krishna's) toestemming en ging terug naar de hoofdstad (Mathura) van de koning van Kansa
(Maar het lijkt wonderbaarlijk) dat de gopa's gehoorzaamden en opnieuw om eten gingen vragen en de hoofdstad van de koning bereikten, maar zelfs toen hij Krishna bij naam noemde, gaf de trotse brahmaan niets.
KABIT
De brahmanen werden opnieuw boos op de gopajongens van Krishna en antwoordden, maar gaven niets te eten
Toen kwamen ze, ontevreden, terug naar Krishna en zeiden terwijl ze hun hoofd bogen:
���De brahmanen hebben, toen ze ons zagen, gezwegen en niets te eten gegeven, daarom zijn we woedend
O Heer der nederigen! we hebben extreem veel honger, zet een stap voor ons, de kracht van ons lichaam is extreem afgenomen.���311.