Terwijl daar veel zwaarbewapende reuzen liggen,
Hun bloed viel op de aarde
En van hem stonden vele grote krijgers van grote omvang op. 48.
vierentwintig:
Hun fruit viel op de aarde,
Ook talloze reuzen namen lichamen van hem aan.
Hun bloed dat op de aarde valt,
Ze zouden Rathi (wagens), Gaji (olifanten) en Baji (paarden) worden. 49.
Toen vijanden uitademden terwijl ze hun leven opgaven,
Er werden zoveel reuzen uit hen geboren en ze vluchtten.
Hoeveel reuzen bloosden op het land,
Veel reuzen namen hun lichaam aan. 50.
Van degenen die reuzen ademden,
Van hen verschenen (andere) reuzen.
Hoeveel reuzen werden gedood door het doden van een vrouw (Bala).
Overal zie je reuzen. 51.
Kalka mediteerde in Chit,
(Dus) God kwam en gaf darshan.
Bala stond op, maakte een buiging en viel aan hun voeten neer
En op veel manieren gevraagd. 52.
O zaterdag! Ik ben je dienstmeisje.
Volg (mij) bewust.
Zie mijn deugden en ondeugden niet
En bewaar de loge van het vasthouden van de arm. 53.
O Maharaj! Ik ben onder jouw bescherming.
Je hebt een arm om vast te houden.
Als uw toegewijde ook maar een beetje lijdt,
Dus, O Deen Dayal Heer! (Uw) manieren zijn slecht. 54.
Hoe veel ik ook huil,
Jij bent een allesweter.
(Je herkent mijn) die ik ooit duizend keer heb gezegd.
(Jij) kent je eigen gedrag. 55.
Toen Kaal deze woorden hoorde, barstte hij in lachen uit
En de toegewijde maakte het zwaard vast met een slot (ter bescherming).
(En zei: O kind!) Maak je geen zorgen, ik zal de reuzen doden
En ik zal al het verdriet van de toegewijden wegnemen. 56.
Waar Amit Devant werd geboren,
Gebeld en daar aangekomen.
(Hij) hanteerde wapens met vier handen
En vele reuzen gedood. 57.
Hun bloed dat op de aarde viel,
(Uit hem) ontelbare reuzen ontstonden (dwz werden geboren) en begonnen te rennen.
Van de ademhalingen die met hun beweging naar buiten komen
Talloze reuzen werden geboren en sloten zich aan bij de strijd. 58.
Call doodde ze op slag
En het bloed stroomde over de aarde.
Uit hem zijn vele reuzen geboren
En omdat ze erg boos waren, begonnen ze aan te vallen. 59.