Haar man was naar een vreemd land vertrokken, wat haar een grote schok bezorgde.(2)
Dohira
Toen dieven erachter kwamen dat ze veel rijkdom in haar huis had,
Ze namen fakkels en gingen richting haar huis.(3)
Chaupaee
Toen de vrouw de dieven zag aankomen
Toen ze de dieven zag aankomen, zei ze:
Hé dief! Ik ben je vrouw.
'Luister, jij, ik ben jouw vrouw, en beschouw mij als de jouwe, bescherm mij.(4)
Dohira
'Je kunt alles uit het huis stelen en mij ook meenemen,
'En geniet op talloze manieren met mij.(5)
'Eerst zal ik in mijn huis maaltijden voor je bereiden,
'En neem me dan mee en geniet met volle teugen van mijn hart'.(6)
Chaupaee
De dieven zeiden dat de dame dit terecht heeft gezegd.
De dieven dachten dat ze gelijk had, ze was van hen.
Voed (ons) eerst
'Eerst gaan we eten en dan laten we haar onze vrouw worden.'(7)
Dohira
De vrouw stuurde de dieven naar boven,
En zijzelf, de pan in brand stekend, begon met koken.(8)
Chaupaee
De dieven werden op het paleis gezet
Nadat ze ze naar het penthouse had gestuurd, kwam ze naar beneden en deed de deur achter zich op slot
Nadat ze ze naar het penthouse had gestuurd, kwam ze naar beneden en deed de deur achter zich op slot
Ze ging toen zitten om de maaltijd te bereiden en deed er vergif in. (9)
Dohira
Met gif erin presenteerde ze maaltijd aan de dieven,
En zijzelf deed de deur op slot en kwam naar beneden.(10)
Chaupaee
Hij pakte de handen van de dief (held) met zijn handen vast
(Tegen de leider van de dieven die in de keuken was) Ze praatte joviaal met hem door haar hand in de zijne te steken.
(Tegen de leider van de dieven die in de keuken was) Ze praatte joviaal met hem door haar hand in de zijne te steken.
Ze gaf hem plezier door haar gesprekken terwijl ze olie (in brand stak) aan de kook bracht.(11)
Dohira
Toen de olie heet genoeg was, met heimelijke blikken,
Ze gooide het op zijn hoofd en doodde hem daarmee.(12)
De leider van de dieven werd gedood met de kokende olie en anderen stierven door het eten van gif.
In de ochtend ging ze het hele verhaal vertellen aan (de commissaris van de politie.(l3)(1)
Tweeëndertigste gelijkenis van het gesprek van de veelbelovende christenen tussen de Raja en de minister, aangevuld met een zegen. (32)(618)
Chaupaee
Vroeger was er een koning in het noordelijke land.
In. in het noorden van het land woonde een Raja die erg knap was.
De naam van die koning was Chhatra Ketu.
Zijn naam was Chhattar Ket en als zijn vrouw hem zag, voelde hij zich altijd verzadigd.(1)
Zijn naam was Chhattar Ket en als zijn vrouw hem zag, voelde hij zich altijd verzadigd.(1)
Haar naam was Chhattar Manjri; ze werd bewonderd als de mooiste.