'Ik heb iets begaan, vergeef me alstublieft,
'Ik blijf je slaaf.'(39)
Ze zei alleen: 'Als ik vijfhonderd Raja's zoals hij dood,
'Ook dan komt Quazi niet tot leven.'(40)
'Als Quazi dood is, waarom zou ik hem dan ook vermoorden?
'Waarom zou ik de vloek van het doden van hem op mezelf nemen? (41)
'Zou het niet beter zijn als ik hem vrij liet,
'En ga op pelgrimstocht naar Kabah in Mekka.'(42)
Terwijl ze dat zei, liet ze hem los,
Daarna ging ze naar huis en verzamelde een paar prominente mensen.(43)
Ze verzamelde haar goederen, maakte zich klaar en ging op jacht,
'Alstublieft God, help mij mijn ambitie waar te maken.(44)
'Het spijt me dat ik mijn broederschap verlaat,
'Als ik in leven blijf, kom ik misschien terug.'(45)
Ze stopte al haar geld, sieraden en andere kostbare spullen in de bundels,
'En begon haar reis naar het Huis van Allah in Kabah.' (46)
Toen ze drie etappes van haar reis had afgelegd,
Ze dacht aan het huis van haar vriendin (Raja).(47)
Om middernacht keerde ze terug naar zijn huis,
Samen met allerlei cadeaus en souvenirs.(48)
De mensen van de wereld hebben zich nooit gerealiseerd waar ze heen was gegaan.
En het kon niemand iets schelen welke stand van zaken ze had doorgemaakt? (49)
(De dichter zegt): 'O! Saki, geef mij de beker vol groen (vloeistof),
'Die ik nodig heb op het moment van mijn voeding.(50)
'Geef het aan mij, zodat ik erover kan nadenken,
'Terwijl het mijn gedachten doet ontbranden als een aarden lamp.'(51)(5)
De Heer is Eén en de overwinning is van de Ware Goeroe.
God, de Almachtige, is welwillend in vergeving,
Hij is Verlichter, Voorziener en Gids.(1)
Hij heeft noch een leger, noch een luxueus leven (geen bedienden, geen tapijten en geen materialen).
God, de Barmhartige, is zichtbaar en gemanifesteerd.(2)
Luister nu alstublieft naar het verhaal van de dochter van een minister.
Ze was erg mooi en bezat een verlichte geest.(3)
Er leefde een rondzwervende prins die zich had getooid met de pet (van eer) uit Rome.
Zijn pracht kwam overeen met de zon, maar zijn aard was zo sereen als de maan.(4)
Eens, vroeg in de ochtend, ging hij op jacht.
Hij nam een hond, een valk en een havik mee.(5)
Hij bereikte een verlaten jachtplaats.
De prins doodde de leeuwen, luipaarden en herten.(6)
Er kwam nog een Raja uit het zuiden,
Die brulde als een leeuw en zijn gezicht glansde als de maan.(7)
Beide heersers hadden een ingewikkeld terrein benaderd.
Worden de gelukkigen niet alleen gered door hun zwaarden?(8)
Maakt een veelbelovende dag dat niet gemakkelijker?
Wie krijgt hulp van de God der goden?(9)
Beide heersers (die elkaar zagen) vlogen in woede,
Zoals de twee leeuwen die zich uitstrekken over een opgejaagd hert.(10)
Donderend als de zwarte wolken sprongen beiden naar voren.