De aarde splijt door het gebrul van de leeuw en de aanval van zijn nagels.
Het geluid van de trompetten en de tabors wordt gehoord.
En de enorme gieren en kraaien gillen en vliegen .3.125.
De lucht is gevuld met het stof dat door de hoeven van de dieren is opgestuwd.
En deze dieren zijn ingebroken in de prijzen van de Vidhyachal-berg en andere kleine bergen.
De godin Kali die het lawaai hoorde, hield haar wapens in haar handen.
Al brullend at ze de hinken van de gedode jeugdige krijgers op.4.126.
RASAAVAL STANZA
De zegevierende krijgers brulden
De dappere krijgers donderen en de paarden komen snel in beweging.
Ze waren bezig met het trekken van de bogen ('mahikhuas').
De bogen worden getrokken en de schachten regenen.5.127.
Vanaf hier brulde de leeuw
Van deze kant heeft de leeuw gebruld en op de schelp geblazen.
Het geluid (van zijn donder) verspreidde zich overal
Het geluid vult de atmosfeer. De lucht is gevuld met het stof dat van het slagveld is opgestegen.6.128.
Al het pantser was uitgedost,
De krijgers hebben zich bedekt met wapens en donderen als wolken.
(Survir) boos zijn
Ze bewegen zich woedend en dragen talloze wapens.7.129.
(Krijgers) kwamen van alle vier de kanten
Van alle vier de kanten sluiten de krijgers hun gelederen en roepen ‘dood, dood’.
De armen rinkelden zonder onderscheid
De machtige krijgers donderen en talloze wapens slaan toe. 8.130.
De gezichten en ogen van (die krijgers) waren rood
Terwijl ze de krachtige wapens in hun handen dragen, worden hun gezichten en ogen bloedrood.
(Zij) waren woedend
In grote woede marcheren ze en laten ze hun pijlen vallen.9.131.
Hoeveel slechte mensen zijn er geslagen
Veel van de tirannen zijn gedood en als gevolg daarvan liggen talloze wapens her en der verspreid.
Er werden pijlen afgevuurd.
De godin is tevreden en laat haar pijlen vallen.10.132.
BELI BINDRAM STANZA
De kraaien maakten veel lawaai
De kraaien roepen ‘kras, kras’ en het bloed van machtige helden vloeit.
Pijlen en bogen (schijnten)
De pijlen en zwaarden zwaaien in de wind en de geesten en boze geesten vangen de doden.11.133.
De lichten knipperden
De tobors weerklinken en de zwaarden glinsteren.
Er waren explosies van speren.
De geluiden van slaande dolken en het donderen van de krijgers zijn te horen.12.134.
Pijlen van bogen
De pijlen die uit de bogen worden geschoten, zorgen voor verrassingen in de hoofden van de krijgers.
De postbodes waren aan het boeren (hoorden het geluid van Damru).
De vampiers zijn bang door het geluid van de bevalling en de vrouwelijke demonen dwalen rond en lachen.13.135.
Er waren bloedspatten.
Door de regen van scherpe pijlen spat het bloed.
Veel dappere soldaten voerden de leiding