Dat God een zoon aan mijn huis heeft gegeven.
Wiens naam was Ghar-jawai; ze serveerde hem heerlijke gerechten.(4)
En (die weduwe) maakte eten met veel respect. 4.
Chaupaee
Dus toen er een jaar voorbij was,
Er was een jaar voorbijgegaan waarin ze zich verlost voelde van al haar beproevingen.
Hij (de dief) voerde de klusjes in zijn huis uit
De dief deed voor haar alle huishoudelijke boodschappen, en ze maakte zich nergens zorgen over.(5)
Dohira
Na enige tijd schakelde hij haar dochter in en nam haar mee.
Huilend en jammerend ging ze naar de stadspolitieagent.(6)
Chaupaee
(Ze begonnen te zeggen) 'Ghar-jawai' heeft mijn dochter gestolen.
Ze riep: 'Inwonende schoonzoon is met mijn dochter weggelopen.
Bij zonsopgang is (hij) weg, maar (nog) niet teruggekeerd.
'De zon is ondergegaan, maar hij is niet teruggekomen. Ik heb er geen nieuws over.'(7)
Toen Qazi en Kotwal het gesprek hoorden.
Toen de Quazi (de rechter) en de politieagent dit hoorden, schudden ze allebei lachend hun hoofd.
Aan wie u uw dochter cadeau heeft gedaan
'Als je je dochter met hem hebt uitgehuwelijkt, wat gebeurt er dan als hij haar naar zijn huis heeft gebracht?'(8)
Iedereen geloofde dat hij een leugenaar was
Iedereen bestempelde haar als een leugenaar zonder het geheim te begrijpen.
Beroofde al zijn rijkdom (weduwe).
In plaats daarvan werd ze geplunderd en uit het land verbannen.(9)(1)
Zesenzeventigste gelijkenis van het gesprek van de veelbelovende christenen tussen de Raja en de minister, aangevuld met een zegen. (76)(1308)
Dohira
In Chandra Puri woonde een Raja, genaamd Chandra Sen.
In macht en intelligentie was hij de belichaming van Heer Indra.(1)
Zijn vrouw, Bhagwati, werd met extreme schoonheid begiftigd,
Voor wie zelfs de Cupido zou buigen om zijn eerbetoon te brengen.(2)
Ooit nodigde de Rani een heel knappe man uit,
Ze bedreef de liefde met hem tot volle tevredenheid van haar hart.(3)
Chaupaee
Raja verscheen toen ze de liefde bedrijven.
Rani was erg gekweld.
(Ze dacht:) 'Wat moet ik met hem doen?
Moet ik hem vermoorden en dan mijn leven beëindigen.'( 4)
Kerel zei:
Toen sprak de man aldus:
Toen zei de minnaar: 'Rani, maak je geen zorgen over mij.
Snijd deze watermeloen en geef hem aan mij.
'Geef mij deze meloen nadat je zelf het vruchtvlees ervan hebt gegeten.'(5)
Toen handelde de koningin op dezelfde manier.
Rani gehoorzaamde en nadat hij hem had aangesneden, liet hij hem de meloen eten.
Hij pakte de (watermeloen)schedel en zette deze op zijn hoofd
Daarna zette ze de schaal terug op zijn hoofd en maakte bovenaan een gat om te kunnen ademen.(6)
Dohira
Met een schild op zijn hoofd ging hij zwemmend de overkant over.