(De brief bereikte Shri Krishna) Na het lezen van de brief stapte Shri Krishna op de strijdwagen.
Alsof ze zijn beroofd door Kaam Dev.
Van daaruit sloot Shishupal zich ook aan bij het leger
Kundan kwam in de buurt van Puri Nagar. 13.
Rukmini vertelde het geheim aan de brahmaan
Dat Pranath Sri Krishna zo zou moeten zeggen
Dat wanneer ik (naar de tempel) kom om Gauri te aanbidden
Dan krijg ik het visioen van je maan (zoals gezicht). 14.
dubbel:
Dan neem je mij bij de arm en neem mij mee op de strijdwagen.
Dood alle vijanden en maak (mij) je vrouw. 15.
vierentwintig:
Rukum (Raj Kumar) bereidt het huwelijksmateriaal (volledig) voor
en diverse gerechten en zoetigheden (gemaakt).
Hij floreerde in het bijeenbrengen van vrouwen.
Hij had niet eens het nieuws dat hij bedrogen was in zijn gedachten. 16.
(Hij) stuurde zuster (Rukmini) om Gauri te aanbidden.
Van daaruit nam Sri Krishna (hem) mee.
Slechte mensen bleven achter
En bleef zo 'hoi hoi' zeggen. 17.
Bhujang-vers:
Sri Krishna nam hem mee op de strijdwagen.
Toen werden alle krijgers boos en renden weg.
Sinds Jarasandh waren er evenveel helden,
Patel (netten die de mond bedekken) in de handen gelegd (pantser en op het gezicht) en ging. 18.
Door zadels te zetten op hoeveel paarden
En hoeveel paarden ze bereden terwijl ze vier kleding droegen.
Maghele, Dhadhele, Bundele, Chandele,
Schildpadden, Rathore, Baghele, Khandele (enz.) 19.
Toen namen Rukum en Rukmi alle broers mee
En ging met een goed, sterk leger.
Van alle vier de kanten begonnen pijlen daarheen te vliegen.
Met het spelen van Maru Raga begon de krijger de oorlog. 20.
Ergens beginnen grote en zware trompetten te spelen,
Ergens begonnen toeters en bellen te spelen.
De pijlen raakten zo,
Het is alsof de vlammen van vuur naar buiten komen op het moment van een zondvloed. 21.
Pijlen vlogen snel.
De vonken die eruit kwamen (door het eten) leken op vuurvliegjes.
Schilden en pantsers waren ergens doorboord.
Ergens droegen de gieren de stukken vlees. 22.
De handschoenen zijn ergens doorgesneden.
Ergens vielen edelstenen uit de afgesneden vingers (ringen).
Velen bleven achter met messen en kirpans in hun handen
En ze lagen na het gevecht op de grond. 23.
Toen gingen de Chandelas (krijgers) boos weg.
Al springend en springend kwamen ze naar het slagveld.
(Zij) omringden Sri Krishna aan alle vier de kanten,