Mensen bleven kijken maar konden het niet doorgronden.(7)
Toen zei Rani (tegen Raja): 'Luister alsjeblieft naar mij,
'De meloen, die drijft, heb ik nodig.'(8)
Raja gaf toe (op haar verzoek) en stuurde een paar mannen.
Ze renden allemaal snel, maar konden de meloen die voorbijdreef niet vangen.(9)
Chaupaee
Toen sprak de koningin zo
Toen zei Rani: 'Luister mijn meester, we hebben veel geluk,
Want als iemand zou verdrinken,
'Niemand mag hiervoor zijn leven geven, anders blijft er een vloek in mijn bewustzijn achter.'(10)
Dohira
Rani had één persoon aangewezen in verband met (het redden van) de meloen, (die tussenbeide kwam)
'Iedereen zei dat als het zo zou gebeuren (die man wordt gedood), deze vlek ooit herinnerd zal worden.'(11)
Chaupaee
Zijzelf had de meloen laten drijven, Raja woedend gemaakt,
En zelf belde ze verschillende mensen.
Hij reed de mannen zelf.
Niemand kan de Christenen van de vrouw begrijpen.(12)(1)
Zevenenzeventigste gelijkenis van het gesprek van de veelbelovende christenen tussen de Raja en de minister, aangevuld met een zegen. (77)(1320)
Dohira
Er woonde een timmerman in Ujain, wiens vrouw een gemene Chritar leidde.
Nu ga ik je dat vertellen, met een paar aanpassingen.(1)
Chaupaee
Een timmerman genaamd Sumati zei tegen hem:
De timmerman, genaamd Sumat, vroeg op een dag: 'Gigo (de vrouw), luister wat ik te zeggen heb.
Ik ga nu naar het buitenland.
Ik ga naar het buitenland en kom terug nadat ik veel geld heb verdiend.'(2)
Dit zeggende ging hij naar het buitenland.
Door dit te zeggen ging hij vermoedelijk naar het buitenland, maar in werkelijkheid verborg hij zich onder het bed.
Toen belde de timmerman een vriend
Toen noemde de timmerman haar minnaar en genoot ervan de liefde met hem te bedrijven.
(Die) vrouw had gemeenschap met hem,
Terwijl ze seks had, ontdekte ze dat haar man onder het bed lag.
Al zijn ledematen waren verlamd
Haar hele lichaam begon pijn te doen en voelde veel wroeging in haar hart.(4)
Dus zei de vrouw tegen haar minnaar:
Toen zei de vrouw tegen haar minnaar: 'O mijn Heer, wat bent u aan het doen.
Mijn Pranath is niet thuis
'Mijn Meester is niet thuis; alleen onder zijn bescherming kan ik overleven.(5)
Dohira
'Met tranen in mijn ogen blijf ik altijd in ondergeschikte kleding.
Omdat mijn meester naar het buitenland is gegaan, zet ik nooit een stap buiten het huis.(6)
'Keverbladeren en vogels (sigaretten) raakten mij als de pijlen en het eten
Als mijn man in het buitenland is, vind ik niets leuk.(7)
Toen hij (de echtgenoot) naar zulke lof luisterde, was hij (de echtgenoot) zeer tevreden,
En met het bed op zijn hoofd begon hij te dansen.(8)(1)
Achtenzeventigste gelijkenis van het gesprek van de veelbelovende christenen tussen de Raja en de minister, aangevuld met een zegen. (78)(1328)
Dohira