Sri Dasam Granth

Pagina - 823


ਚਿਤਾ ਜੈਸੇ ਚੀਰ ਚਪਲਾ ਸੀ ਚਿਤਵਨ ਲਾਗੈ ਚੀਰਬੇ ਸੀ ਚੌਪਖਾ ਸੁਹਾਤੁ ਨ ਰੁਚੈਲ ਸੀ ॥
chitaa jaise cheer chapalaa see chitavan laagai cheerabe see chauapakhaa suhaat na ruchail see |

'Ik voel het bed als een brandstapel, jouw fascinatie slaat in als de bliksem en ik kan de parels om mijn nek niet aanbidden.

ਚੰਗੁਲ ਸੀ ਚੌਪ ਸਰ ਚਾਪ ਜੈਸੋ ਚਾਮੀਕਰ ਚੋਟ ਸੀ ਚਿਨੌਤ ਲਾਗੈ ਸੀਰੀ ਲਾਗੈ ਸੈਲ ਸੀ ॥
changul see chauap sar chaap jaiso chaameekar chott see chinauat laagai seeree laagai sail see |

'De pracht lijkt op de galg, de betovering slaat op mij en de zoete spijzen lijken op stenen.

ਚਟਕ ਚੁਪੇਟ ਸੀ ਲਗਤ ਬਿਨਾ ਚਿੰਤਾਮਨਿ ਚਾਬੁਕ ਸੇ ਚੌਰ ਲਾਗੈ ਚਾਦਨੀ ਚੁਰੈਲ ਸੀ ॥੧੭॥
chattak chupett see lagat binaa chintaaman chaabuk se chauar laagai chaadanee churail see |17|

'O mijn betoverende Krishna, zonder jou irriteert de maannacht me, de vliegenklopper lijkt op een zweep, en de maan straalt een heksensfeer uit.'(17)

ਦੋਹਰਾ ॥
doharaa |

Dohira

ਪੜਿ ਪਤਿਯਾ ਤਾ ਕੀ ਤੁਰਤੁ ਰੀਝਿ ਗਏ ਬ੍ਰਿਜਨਾਥ ॥
parr patiyaa taa kee turat reejh ge brijanaath |

Toen Sri Krishna haar brief las, werd hij gerustgesteld en regelde hij de zijne

ਸਖੀ ਏਕ ਪਠਾਵਤ ਭਏ ਮੈਨਪ੍ਰਭਾ ਕੇ ਸਾਥ ॥੧੮॥
sakhee ek patthaavat bhe mainaprabhaa ke saath |18|

Dienstmeisje om Radha's vriend te vergezellen.(18)

ਰਾਧਾ ਸੌ ਮਿਲਨੋ ਬਦ੍ਯੋ ਜਲ ਜਮੁਨਾ ਮੈ ਜਾਇ ॥
raadhaa sau milano badayo jal jamunaa mai jaae |

Om Radha te zien, was er een bijeenkomst gepland bij de rivier de Jamuna,

ਸਖੀ ਪਠੀ ਤਾ ਕੋ ਤਬੈ ਤਿਹ ਮੁਹਿ ਆਨਿ ਮਿਲਾਇ ॥੧੯॥
sakhee patthee taa ko tabai tih muhi aan milaae |19|

En er werd meteen een dienstmeisje aangesteld om de voorbereidingen te treffen.(19)

ਸਖੀ ਤੁਰਤ ਤਹ ਕੌ ਚਲੀ ਸ੍ਰੀ ਜਦੁਪਤਿ ਕੇ ਹੇਤ ॥
sakhee turat tah kau chalee sree jadupat ke het |

Het horen van de opdracht van Sri Krishna,

ਜੈਸੇ ਪਵਨ ਪ੍ਰਚੰਡ ਕੌ ਤਨ ਨ ਦਿਖਾਈ ਦੇਤ ॥੨੦॥
jaise pavan prachandd kau tan na dikhaaee det |20|

De meid vloog als een vliegend paard die kant op.(20)

ਤੜਿਤਾ ਕ੍ਰਿਤ ਜਾ ਕੌ ਸਖੀ ਚਤੁਰਿ ਕਹਤ ਤ੍ਰਿਯ ਆਇ ॥
tarritaa krit jaa kau sakhee chatur kahat triy aae |

De meid, waarvan men dacht dat ze zo snel was als de bliksem in de lucht,

ਸੋ ਹਰਿ ਰਾਧਾ ਪ੍ਰਤਿ ਪਠੀ ਭੇਦ ਸਕਲ ਸਮਝਾਇ ॥੨੧॥
so har raadhaa prat patthee bhed sakal samajhaae |21|

Had van Sri Krishna de opdracht gekregen om Radha te gaan opzoeken.(21)

ਸਵੈਯਾ ॥
savaiyaa |

Savaiyya

ਫੂਲ ਫੁਲੇਲ ਲਗਾਇ ਕੈ ਚੰਦਨ ਬੈਠਿ ਰਹੀ ਕਰਿ ਭੋਜਨ ਭਾਮਨਿ ॥
fool fulel lagaae kai chandan baitth rahee kar bhojan bhaaman |

Nadat ze haar maaltijden had gehad en zich had overgoten met de geur van bloemen, zat ze daar nonchalant.

ਬੇਗ ਬੁਲਾਵਤ ਹੈ ਬਡ ਡ੍ਰਯਾਛ ਕਰੋ ਨ ਬਿਲੰਬ ਚਲੋ ਗਜ ਗਾਮਿਨਿ ॥
beg bulaavat hai badd ddrayaachh karo na bilanb chalo gaj gaamin |

De meid kwam binnen en zei tegen haar: 'Jij degene die door (Sri Krishna) wordt gekoesterd met een brede visie, kom snel, hij streeft naar jou.

ਆਜ ਮਿਲੋ ਘਨ ਸੇ ਤਨ ਕੋ ਘਹਰੈ ਘਨ ਮੈ ਜੈਸੇ ਕੌਧਤ ਦਾਮਿਨਿ ॥
aaj milo ghan se tan ko ghaharai ghan mai jaise kauadhat daamin |

'Ga hem tegemoet terwijl de bliksem in de wolken zakt.

ਮਾਨਤ ਬਾਤ ਨ ਜਾਨਤ ਤੈ ਸਖੀ ਜਾਤ ਬਿਹਾਤ ਇਤੈ ਬਹੁ ਜਾਮਿਨਿ ॥੨੨॥
maanat baat na jaanat tai sakhee jaat bihaat itai bahu jaamin |22|

'De nacht gaat voorbij en je luistert niet naar mij.(22)

ਗੋਪ ਕੋ ਭੇਖ ਕਬੈ ਧਰਿ ਹੈ ਹਰਿ ਕੁੰਜ ਗਰੀ ਕਬ ਆਨਿ ਬਸੈ ਹੈ ॥
gop ko bhekh kabai dhar hai har kunj garee kab aan basai hai |

'Je had me verteld dat hij vaak in de gedaante van een koeherder door de straten liep.

ਮੋਰ ਪਖਊਅਨ ਕੌ ਧਰਿ ਹੈ ਕਬ ਗ੍ਵਾਰਨਿ ਕੈ ਗ੍ਰਿਹ ਗੋਰਸ ਖੈ ਹੈ ॥
mor pkhaooan kau dhar hai kab gvaaran kai grih goras khai hai |

'Soms bezocht hij de huizen van de melkmeisjes, om van de melk te genieten, terwijl hij de veren van een pauw droeg.

ਬੰਸੀ ਬਜੈ ਹੈ ਕਬੈ ਜਮੁਨਾ ਤਟ ਤੋਹਿ ਬੁਲਾਵਨ ਮੋਹਿ ਪਠੈ ਹੈ ॥
bansee bajai hai kabai jamunaa tatt tohi bulaavan mohi patthai hai |

'Nu, mijn vriend! Hij speelt fluit aan de oevers van Jamuna en heeft mij voor jou gestuurd.

ਮਾਨ ਕਹਿਯੋ ਹਮਰੋ ਹਰਿ ਪੈ ਚਲੁ ਰੀ ਬਹੁਰੋ ਹਰਿਹੂੰ ਨ ਬੁਲੈ ਹੈ ॥੨੩॥
maan kahiyo hamaro har pai chal ree bahuro harihoon na bulai hai |23|

'Kom, luister naar mij en kom, Sri Krishna roept je.(23)

ਤੇਰੀ ਸਰਾਹ ਸਦੈਵ ਕਰੈ ਤ੍ਰਿਯ ਤੇਰੀ ਕਥਾ ਪਿਯ ਗਾਵਤ ਹੈ ॥
teree saraah sadaiv karai triy teree kathaa piy gaavat hai |

'Hij prijst je altijd, en om je aandacht te trekken speelt hij fluit,

ਹਿਤ ਤੇਰੇ ਸਿੰਗਾਰ ਸਜੈ ਸਜਨੀ ਹਿਤ ਤੇਰੇ ਹੀ ਬੈਨ ਸਜਾਵਤ ਹੈ ॥
hit tere singaar sajai sajanee hit tere hee bain sajaavat hai |

En voor jou verfraait hij zichzelf en vermengt hij zijn lichaam met de sandelhoutcrème.'

ਹਿਤ ਤੇਰੇ ਹੀ ਚੰਦਨ ਗੌ ਘਨਸਾਰ ਦੋਊ ਘਸਿ ਅੰਗ ਲਗਾਵਤ ਹੈ ॥
hit tere hee chandan gau ghanasaar doaoo ghas ang lagaavat hai |

Sri Krishna's ziel werd geroofd door Radha, de dochter van Brikhbhan,

ਹਰਿ ਕੋ ਮਨੁ ਸ੍ਰੀ ਬ੍ਰਿਖਭਾਨ ਕੁਮਾਰਿ ਹਰਿਯੋ ਕਹੂੰ ਜਾਨ ਨ ਪਾਵਤ ਹੈ ॥੨੪॥
har ko man sree brikhabhaan kumaar hariyo kahoon jaan na paavat hai |24|

Maar niemand anders kon de waarneming ervaren.(24)

ਮੋਰ ਪਖਾ ਕੀ ਛਟਾ ਮਧੁ ਮੂਰਤਿ ਸੋਭਿਤ ਹੈ ਜਮੁਨਾ ਕੇ ਕਿਨਾਰੈ ॥
mor pakhaa kee chhattaa madh moorat sobhit hai jamunaa ke kinaarai |

Sri Krishna, degene die de sublieme stralen uitstraalde zoals de veren van de pauw, lag genesteld aan de oevers van Jamuna.

ਬੂਝਤ ਬਾਤ ਬਿਹਾਲ ਭੇ ਬਲਭ ਬਾਲ ਚਲੋ ਜਹਾ ਲਾਲ ਬਿਹਾਰੈ ॥
boojhat baat bihaal bhe balabh baal chalo jahaa laal bihaarai |

Toen ze over Sri Krishna hoorden, werden de koeherdersjongens ongeduldig en gingen naar de plaats.

ਰਾਧਿਕਾ ਮਾਧਵ ਕੀ ਬਤਿਯਾ ਸੁਨਿ ਕੈ ਅਕੁਲਾਇ ਉਠੀ ਡਰ ਡਾਰੈ ॥
raadhikaa maadhav kee batiyaa sun kai akulaae utthee ddar ddaarai |

En nadat ze alles over Sri Krishna had geleerd, bereidde Radha zich voor, en nadat ze alle angsten had weggenomen, liep ook zij snel verder.

ਯੌ ਸੁਨਿ ਬੈਨ ਚਲੀ ਤਜਿ ਐਨ ਰਹਿਯੋ ਨਹਿ ਮਾਨ ਮਨੋਜ ਕੇ ਮਾਰੈ ॥੨੫॥
yau sun bain chalee taj aain rahiyo neh maan manoj ke maarai |25|

Ze was Sri Krishna opmerkzaam, had haar huis verlaten en, in de nasleep van hartstocht, haar trots vergeten.

ਮੋਤੀ ਕੇ ਅੰਗ ਬਿਰਾਜਤ ਭੂਖਨ ਮੋਤੀ ਕੇ ਬੇਸਰ ਕੀ ਛਬ ਬਾਢੀ ॥
motee ke ang biraajat bhookhan motee ke besar kee chhab baadtee |

De parelachtige versieringen en de neusknop versterkten haar lichamelijke gratie.

ਮੋਤੀ ਕੇ ਚੌਸਰ ਹਾਰ ਫਬੈ ਦੁਤਿ ਮੋਤਿਨ ਕੇ ਗਜਰਾਨ ਕੀ ਗਾਢੀ ॥
motee ke chauasar haar fabai dut motin ke gajaraan kee gaadtee |

De parelkettingen en armbanden voegden charme toe, en met de lotusbloemen in haar handen wachtte ze op Sri Krishna.

ਰਾਧਿਕਾ ਮਾਧਵ ਕੌ ਜਮੁਨਾ ਤਟ ਕੰਜ ਗਹੇ ਕਰਿ ਜੋਵਤਿ ਠਾਢੀ ॥
raadhikaa maadhav kau jamunaa tatt kanj gahe kar jovat tthaadtee |

Ze zag eruit als de rijstpudding die uit het lichaam van de vrouw kwam

ਛੀਰ ਕੇ ਸਾਗਰ ਕੋ ਮਥਿ ਕੈ ਮਨੌ ਚੰਦ ਕੋ ਚੀਰ ਸਭੈ ਤਨ ਕਾਢੀ ॥੨੬॥
chheer ke saagar ko math kai manau chand ko cheer sabhai tan kaadtee |26|

Maan die (de maan) uit de zee was gekarnd.(26)

ਚੌਪਈ ॥
chauapee |

Chaupaee

ਨ੍ਰਹਾਵਤ ਜਹਾ ਆਪੁ ਹਰਿ ਠਾਢੇ ॥
nrahaavat jahaa aap har tthaadte |

De gelukzaligheid straalde uit ieder hart rond de plek waar Sri Krishna aan het baden was.

ਅਧਿਕ ਹ੍ਰਿਦੈ ਮੈ ਆਨੰਦ ਬਾਢੇ ॥
adhik hridai mai aanand baadte |

Ze stonden met meer plezier te baden.

ਵਾਰ ਗੁਪਾਲ ਪਾਰ ਬ੍ਰਿਜ ਨਾਰੀ ॥
vaar gupaal paar brij naaree |

Aan de ene kant was Gopal, Sri Krishna, en aan de andere kant waren er

ਗਾਵਤ ਗੀਤ ਬਜਾਵਤ ਤਾਰੀ ॥੨੭॥
gaavat geet bajaavat taaree |27|

De dames die zongen, giechelden en in de handen klapten.(27)

ਸਵੈਯਾ ॥
savaiyaa |

Savaiyya

ਕ੍ਰੀੜਤ ਹੈ ਜਹਾ ਕਾਨ੍ਰਹ ਕੁਮਾਰ ਬਡੇ ਰਸ ਸਾਥ ਬਡੇ ਜਲ ਮਾਹੀ ॥
kreerrat hai jahaa kaanrah kumaar badde ras saath badde jal maahee |

Opgewonden was Sri Krishna aan het baden in de diepe wateren.

ਵਾਰ ਤ੍ਰਿਯਾ ਉਹਿ ਪਾਰ ਗੁਪਾਲ ਬਿਰਾਜਤ ਗ੍ਵਾਰਨਿ ਕੇ ਦਲ ਮਾਹੀ ॥
vaar triyaa uhi paar gupaal biraajat gvaaran ke dal maahee |

Aan de ene kant zaten de dames en aan de andere kant zat Sri Krishna.

ਲੈ ਡੁਬਕੀ ਦੋਊ ਆਪਸ ਮੈ ਰਤਿ ਮਾਨਿ ਉਠੈ ਦ੍ਰਿੜ ਜਾਇ ਤਹਾ ਹੀ ॥
lai ddubakee doaoo aapas mai rat maan utthai drirr jaae tahaa hee |

(Spoedig) waren beiden (Sri Krishna en Radha) samen. Ze doken en hielden van elkaar,

ਯੌ ਰੁਚਿ ਮਾਨਿ ਰਮੈ ਰਸ ਸੋਂ ਮਨੋ ਦੂਰਿ ਰਹੇ ਕੋਊ ਜਾਨਤ ਨਾਹੀ ॥੨੮॥
yau ruch maan ramai ras son mano door rahe koaoo jaanat naahee |28|

Denkend dat de rest weg was en dat niemand naar hen wilde kijken.(28)

ਖੇਲਤੀ ਲਾਲ ਸੋ ਬਾਲ ਭਲੀ ਬਿਧਿ ਕਾਹੂੰ ਸੋ ਬਾਤ ਨ ਭਾਖਤ ਜੀ ਕੀ ॥
khelatee laal so baal bhalee bidh kaahoon so baat na bhaakhat jee kee |

Radha was diep verliefd op Sri Krishna en vond het niet erg om de reflecties van anderen te realiseren.

ਨੇਹ ਜਗਿਯੋ ਨਵ ਜੋਬਨ ਕੋ ਉਰ ਬੀਚ ਰਹੀ ਗਡਿ ਮੂਰਤਿ ਪੀ ਕੀ ॥
neh jagiyo nav joban ko ur beech rahee gadd moorat pee kee |

In de nasleep van haar jeugd liep ze over van passie, en het beeld van haar geliefde raakte in haar hart gegraveerd.

ਬਾਰਿ ਬਿਹਾਰ ਮੈ ਨੰਦ ਕੁਮਾਰ ਸੋ ਕ੍ਰੀੜਤ ਹੈ ਕਰਿ ਲਾਜ ਸਖੀ ਕੀ ॥
baar bihaar mai nand kumaar so kreerrat hai kar laaj sakhee kee |

Om zich niet te schamen, bleef ze in het bijzijn van haar vrienden van Sri Krishna houden terwijl ze in het water bleef.

ਜਾਇ ਉਠੈ ਬਲ ਤੌਨਹਿ ਤੇ ਰਤਿ ਮਾਨ ਦੋਊ ਮਨ ਮਾਨਤ ਜੀ ਕੀ ॥੨੯॥
jaae utthai bal tauaneh te rat maan doaoo man maanat jee kee |29|

En in de intensiteit van de liefde bleef ze daar volledig opgaan.(29)

ਸੋਰਠਾ ॥
soratthaa |

Sorath

ਜੋ ਨਿਜੁ ਤ੍ਰਿਯ ਕੋ ਦੇਤ ਪੁਰਖ ਭੇਦ ਕਛੁ ਆਪਨੋ ॥
jo nij triy ko det purakh bhed kachh aapano |

De mens die ook maar een klein beetje van zijn geheim aan zijn echtgenote prijsgeeft,