En met veel enthousiasme trok ze haar dolk uit de schede.(114)
Wie ze ooit overviel, vernietigde ze,
En veroverde de plek en claimde het als haar eigendom.(115)
Toen de heerser van Mayindra het hoorde,
Hij marcheerde naar die plaats.(116)
Hij richtte zijn krachten op als de oogsten van de lente,
In tegenstelling tot degenen die daar volledig bewapend stonden.(117)
Als een golf uit de diepe zee marcheerden ze,
Die van top tot teen werden beschermd door het stalen pantser.(118)
Het rumoer van geweren, pistolen en kanonnen overweldigde,
En de aarde werd roodachtig als karmozijnrode bloemen.(119)
Zijzelf kwam naar de gevechtsvelden,
Met een Chinese boog in de ene hand en de pijlen in de andere.(120)
Elke keer dat ze ze door haar handen slingerde,
De pijlen doorboorden de ribben van mannen en olifanten.(121)
De manier waarop de golven van de rivier de stenen raakten,
De zwaarden van de krijgers sloegen sprankelend.(122)
De schittering van de glanzende (zwaarden) had overal de overhand,
En in de glans waren het bloed en de aarde niet van elkaar te onderscheiden.(123)
De zwaarden van Hindoestan schitterden,
En brulde als samendringende wolken boven de rivier die overstroomde. (124)
Chinese bogen straalden uit,
En de Hindoestaanse zwaarden glinsterden.(125)
De geluiden, die vele kilometers lang overweldigend waren,
Maakte de rivieren wanhopig en scheidde de bergen af.(126)
Maar toen de zwaarden van Yaman ontstaken,
Zowel de lucht als de aarde ontbrandden ook.(127)
Toen een bamboespeer snel leek aan te komen,
En de delicate dame werd woedend.(128)
De mensen lieten een tint opkomen en huilden:
En de aarde schudde met het gebrul van geweren.(129)
De bogen en de katapulten kwamen fel in actie,
En de Hindoestaanse zwaarden, glanzend als kwik, begonnen door te dringen.(130)
De bloedzuigende dolken verschenen,
En de lansen, zo scherp als slangentongen, kwamen in actie.(131)
De stralende armen glinsterden,
En de aarde werd donkerder, net als de zwavel.(132)
Geweren en bogen brulden en brulden opnieuw,
En de soldaten zo groot als de krokodillen begonnen te huilen.(133)
De spontane regenbuien vanaf de boeg,
Het leek alsof de dag des oordeels was aangebroken.(134)
Noch de voetsoldaten hadden een plek op aarde,
Ook de vogels konden hun weg niet vinden door de lucht.(135)
De zwaarden toonden hun prestaties in zo'n intensiteit,
Dat de dode lichamen de bergen vormden.(136)
De stapels hoofden en voeten waren overal,
En het hele veld zag eruit als een golfbaan met hoofden die als ballen rolden.(137)
De intensiteit van de pijlen was zo groot;