Toen ik deze geest begon te begrijpen, van de toppen van mijn tenen tot aan de kruin van mijn hoofd,
daarna nam ik mijn reinigingsbad, diep in mezelf. ||1||
De geest, de meester van de adem, verblijft in de staat van opperste gelukzaligheid.
Er is voor mij nu geen dood, geen wedergeboorte en geen ouder worden. ||1||Pauze||
Door mij af te keren van het materialisme, heb ik intuïtieve steun gevonden.
Ik ben de hemel van de geest binnengegaan en heb de Tiende Poort geopend.
De chakra's van de opgerolde Kundalini-energie zijn geopend,
en ik heb mijn Soevereine Heer Koning zonder angst ontmoet. ||2||
Mijn gehechtheid aan Maya is uitgeroeid;
de maanenergie heeft de zonne-energie verslonden.
Toen ik gefocust was en opging in de allesdoordringende Heer,
toen begon de ongeslagen geluidsstroom te trillen. ||3||
De Spreker heeft gesproken en het Woord van de Shabad verkondigd.
De toehoorder heeft het gehoord en in de geest vastgelegd.
Terwijl je naar de Schepper chant, steek je over.
Zegt Kabeer, dit is de essentie. ||4||1||10||
De maan en de zon zijn beide de belichaming van licht.
In hun licht bevindt zich God, de onvergelijkbare. ||1||
O spirituele leraar, denk na over God.
In dit licht ligt de uitgestrektheid van het geschapen universum besloten. ||1||Pauze||
Terwijl ik naar de diamant kijk, groet ik deze diamant nederig.
Zegt Kabeer: de Onbevlekte Heer is onbeschrijfelijk. ||2||2||11||
Mensen van de wereld, blijf wakker en bewust. Ook al ben je wakker, je wordt beroofd, o broers en zussen van het lot.
Terwijl de Veda's de wacht houden, neemt de Boodschapper van de Dood je mee. ||1||Pauze||
Hij denkt dat de bittere nimm-vrucht een mango is, en de mango een bittere nimm. Hij stelt zich de rijpe banaan voor op de doornige struik.
Hij denkt dat de rijpe kokosnoot aan de kale simmalboom hangt; wat een stomme, idiote dwaas is hij! ||1||
De Heer is als suiker, gemorst op het zand; de olifant kan het niet oppakken.
Zegt Kabeer, geef je afkomst, sociale status en eer op; wees als de kleine mier: raap de suiker op en eet deze op. ||2||3||12||
Het woord van Naam Dayv Jee, Raamkalee, Eerste Huis:
Eén Universele Schepper-God. Bij de gratie van de ware goeroe:
De jongen pakt papier, snijdt het, maakt een vlieger en vliegt ermee door de lucht.
Terwijl hij met zijn vrienden praat, houdt hij nog steeds zijn aandacht op het vliegertouw gericht. ||1||
Mijn geest is doorboord door de Naam van de Heer,
zoals de goudsmid, wiens aandacht wordt vastgehouden door zijn werk. ||1||Pauze||
Het jonge meisje in de stad neemt een kruik en vult deze met water.
Ze lacht, speelt en praat met haar vriendinnen, maar houdt haar aandacht gericht op de kruik water. ||2||
De koe wordt losgelaten, uit het landhuis met de tien poorten, om in het veld te grazen.
Hij graast tot acht kilometer verderop, maar houdt zijn aandacht op zijn kalf gericht. ||3||
Zegt Naam Dayv, luister, O Trilochan: het kind ligt in de wieg.
De moeder is aan het werk, binnen en buiten, maar ze houdt haar kind in gedachten. ||4||1||
Er zijn talloze Veda’s, Purana’s en Shaastra’s; Ik zing hun liederen en hymnes niet.