Hijzelf heeft Zijn eigen drama opgevoerd;
O Nanak, er is geen andere Schepper. ||1||
Toen er alleen God de Meester was,
Wie werd er dan gebonden of bevrijd genoemd?
Toen er alleen nog de Heer was, ondoorgrondelijk en oneindig,
Wie ging er dan de hel binnen, en wie de hemel?
Toen God zonder eigenschappen was, in absolute evenwicht,
waar was dan de geest en waar was de materie - waar waren Shiva en Shakti?
Toen Hij Zijn eigen licht voor Zichzelf hield,
Wie was er dan onbevreesd, en wie was bang?
Hijzelf is de uitvoerder van zijn eigen toneelstukken;
Nanak, de Heer Meester is ondoorgrondelijk en oneindig. ||2||
Toen de Onsterfelijke Heer op zijn gemak zat,
waar was dan geboorte, dood en ontbinding?
Toen er alleen God was, de volmaakte Schepper,
Wie was er dan bang voor de dood?
Toen er alleen de Ene Heer was, ongemanifesteerd en onbegrijpelijk,
Wie werd er dan ter verantwoording geroepen door de schrijvers van het bewuste en het onderbewuste?
Toen er alleen nog de Onbevlekte, Onbegrijpelijke, Ondoorgrondelijke Meester was,
Wie werd er dan geëmancipeerd en wie werd in slavernij gehouden?
Hijzelf, in en van Zichzelf, is de meest wonderbaarlijke.
O Nanak, Hijzelf creëerde Zijn Eigen Vorm. ||3||
Toen er alleen nog het Onbevlekte Wezen was, de Heer der wezens,
er was geen vuil, dus wat moest er schoongewassen worden?
Toen er alleen de Zuivere, Vormloze Heer in Nirvanaa was,
Wie werd er dan geëerd en wie werd onteerd?
Toen er alleen nog de vorm was van de Heer van het heelal,
Wie werd er dan besmet door bedrog en zonde?
Toen de Belichaming van Licht werd ondergedompeld in Zijn Eigen Licht,
Wie had er dan honger en wie was tevreden?
Hij is de Oorzaak der oorzaken, de Schepper Heer.
O Nanak, de Schepper is niet te berekenen. ||4||
Toen Zijn Glorie in Hemzelf vervat was,
Wie was dan moeder, vader, vriend, kind of broer of zus?
Toen alle macht en wijsheid latent in Hem aanwezig was,
Waar waren dan de Veda's en de geschriften, en wie was daar om ze te lezen?
Toen Hij Zichzelf, al met al, aan Zijn eigen hart behield,
Wie beschouwde voortekenen dan als goed of slecht?
Toen Hijzelf verheven was en Hijzelf dichtbij was,
Wie werd dan meester genoemd, en wie discipel?
Wij zijn verbaasd over het wonderbaarlijke wonder van de Heer.
O Nanak, Hij alleen kent Zijn eigen toestand. ||5||
Toen de Onbedrieglijke, Ondoordringbare, Ondoorgrondelijke in zichzelf gekeerd was,
Wie werd er dan door Maya beïnvloed?
Toen Hij Zichzelf hulde bracht,
dan hadden de drie kwaliteiten niet de overhand.
Toen er nog maar de Ene was, de Ene en Enige Heer God,
Wie was er dan niet bezorgd, en wie voelde zich ongerust?
Toen Hij zelf tevreden was met zichzelf,
Wie sprak er dan en wie luisterde?
Hij is enorm en oneindig, de hoogste van de hoge.
O Nanak, alleen Hij kan Zichzelf bereiken. ||6||
Toen Hij Zelf de zichtbare wereld van de schepping vormde,
hij maakte de wereld onderworpen aan de drie gezindheden.
Er werd toen over zonde en deugd gesproken.