Denk aan de Heer, die uiteindelijk jouw Hulp en Steun zal zijn.
De Heer is ontoegankelijk en onbegrijpelijk. Hij heeft geen meester, en Hij is niet geboren. Hij wordt verkregen door liefde voor de Ware Guru. ||1||
Ik ben een offer, mijn ziel is een offer, voor degenen die egoïsme en verwaandheid elimineren.
Ze roeien egoïsme en verwaandheid uit, en vinden dan de Heer; ze zijn intuïtief ondergedompeld in de Heer. ||1||Pauze||
In overeenstemming met hun vooraf bepaalde bestemming, voeren zij hun karma uit.
Door de Ware Goeroe te dienen, wordt een blijvende vrede gevonden.
Zonder geluk wordt de Guru niet gevonden. Door het Woord van de Shabad zijn ze verenigd in de Unie van de Heer. ||2||
De Gurmukhs blijven onaangetast in het midden van de wereld.
De Guru is hun kussen, en de Naam, de Naam van de Heer, is hun Steun.
Wie kan de Gurmukh onderdrukken? Wie het probeert, zal kronkelend van de pijn omkomen. ||3||
De blinde, eigenzinnige manmukhs hebben helemaal geen begrip.
Zij zijn de moordenaars van het zelf en de slagers van de wereld.
Door voortdurend anderen te belasteren, dragen ze een verschrikkelijke last, en ze dragen de lasten van anderen voor niets. ||4||
Deze wereld is een tuin, en mijn Heer God is de Tuinman.
Hij zorgt er altijd voor; niets is vrijgesteld van Zijn Zorg.
Zoals de geur is die Hij schenkt, zo wordt de geurige bloem gekend. ||5||
De eigenzinnige manmukhs zijn ziek en ziek in de wereld.
Ze zijn de Gever van vrede, het Ondoorgrondelijke, het Oneindige vergeten.
Deze ellendige mensen dwalen eindeloos rond, schreeuwend van de pijn; zonder de Guru vinden ze geen vrede. ||6||
Degene die ze geschapen heeft, kent hun toestand.
En als Hij hen inspireert, realiseren zij zich de Hukam van Zijn Bevel.
Wat Hij ook in hen plaatst, dat is wat de overhand heeft, en zo verschijnen ze naar buiten toe. ||7||
Ik ken geen ander behalve de Ware.
Degenen die de Heer aan Zichzelf hecht, worden rein.
O Nanak, de Naam, de Naam van de Heer, verblijft diep in het hart van degenen aan wie Hij deze heeft gegeven. ||8||14||15||
Maajh, derde Mehl:
De Ambrosiale Naam, de Naam van de Heer, in de geest verankeren,
alle pijn van egoïsme, egoïsme en verwaandheid wordt geëlimineerd.
Door voortdurend de Ambrosiale Bani van het Woord te prijzen, verkrijg ik de Amrit, de Ambrosiale Nectar. ||1||
Ik ben een offer, mijn ziel is een offer, voor degenen die de Ambrosiale Bani van het Woord in hun geest verankeren.
Terwijl ze de Ambrosiale Bani in hun gedachten verankeren, mediteren ze op de Ambrosiale Naam. ||1||Pauze||
Degenen die voortdurend de ambrosiale woorden van nectar zingen,
Zie en aanschouw deze Amrit overal met hun ogen.
Ze zingen voortdurend dag en nacht de Ambrosiale Preek; door het te zingen zorgen ze ervoor dat anderen het horen. ||2||
Doordrenkt met de ambrosiale liefde van de Heer, richten zij liefdevol hun aandacht op Hem.
Door de genade van de Guru ontvangen ze deze Amrit.
Ze zingen dag en nacht de Ambrosiale Naam met hun tong; hun geest en lichaam worden tevredengesteld door deze Amrit. ||3||
Dat wat God doet gaat ieders bewustzijn te boven;
niemand kan de Hukam van Zijn Commando uitwissen.
Op Zijn bevel heeft de Ambrosiale Bani van het Woord de overhand, en op Zijn bevel drinken wij de Amrit. ||4||
De daden van de Schepper Heer zijn wonderbaarlijk en wonderbaarlijk.
Deze geest is misleid en draait rond het wiel van reïncarnatie.
Degenen die hun bewustzijn richten op de Ambrosiale Bani van het Woord, horen de trillingen van het Ambrosiale Woord van de Shabad. ||5||