Met hoop en verlangen nader ik Zijn bed,
maar ik weet niet of Hij blij met mij zal zijn of niet. ||2||
Hoe weet ik wat er met mij zal gebeuren, o mijn moeder?
Zonder het gezegende visioen van de Darshan van de Heer kan ik niet overleven. ||1||Pauze||
Ik heb Zijn Liefde niet geproefd, en mijn dorst is niet gelest.
Mijn mooie jeugd is weggelopen, en nu heb ik, de zielenbruid, berouw en spijt. ||3||
Zelfs nu word ik vastgehouden door hoop en verlangen.
Ik ben depressief; Ik heb helemaal geen hoop. ||1||Pauze||
Ze overwint haar egoïsme en versiert zichzelf;
de Echtgenoot Heer verrukt nu en geniet van de zielenbruid op Zijn Bed. ||4||
Dan, O Nanak, wordt de bruid een plezier voor de geest van haar echtgenoot, Heer;
ze werpt haar eigendunk af en gaat op in haar Heer en Meester. ||1||Pauze||26||
Aasaa, eerste Mehl:
In deze wereld van mijn vaders huis ben ik, de zielenbruid, heel kinderachtig geweest;
Ik besefte de waarde van mijn Echtgenoot Heer niet. ||1||
Mijn man is degene; er is geen ander zoals Hij.
Als Hij Zijn Gratie van Genade schenkt, dan zal ik Hem ontmoeten. ||1||Pauze||
In de volgende wereld van het huis van mijn schoonfamilie zal ik, de zielenbruid, de Waarheid realiseren;
Ik zal de hemelse vrede van mijn Echtgenoot Heer leren kennen. ||2||
Door de genade van de Guru komt zulke wijsheid tot mij,
zodat de zielenbruid aangenaam wordt voor de geest van de Echtgenoot Heer. ||3||
Zegt Nanak, zij die zichzelf versiert met de Liefde en de Angst voor God,
geniet voor altijd van haar echtgenoot Heer op zijn bed. ||4||27||
Aasaa, eerste Mehl:
Niemand is de zoon van iemand anders, en niemand is de moeder van iemand anders.
Door valse gehechtheden dwalen mensen rond in twijfel. ||1||
O Mijn Heer en Meester, ik ben door U geschapen.
Als U het mij geeft, zal ik Uw Naam chanten. ||1||Pauze||
Die persoon die vervuld is van allerlei soorten zonden, mag bidden aan de Deur van de Heer,
maar hij wordt alleen vergeven als de Heer het wil. ||2||
Door de genade van de Goeroe wordt de boosaardigheid vernietigd.
Waar ik ook kijk, daar vind ik de Ene Heer. ||3||
Zegt Nanak: als iemand tot een dergelijk inzicht komt,
dan wordt hij opgenomen in het Ware van het Ware. ||4||28||
Aasaa, Eerste Mehl, Dho-Padhay:
In die poel van de wereld hebben de mensen hun huizen; daar heeft de Heer water en vuur geschapen.
In de modder van aardse gehechtheid zijn hun voeten vast komen te zitten, en ik heb ze daar zien verdrinken. ||1||
O dwaze mensen, waarom gedenken jullie de Ene Heer niet?
Als u de Heer vergeet, zullen uw deugden verwelken. ||1||Pauze||
Ik ben geen celibatair, noch ben ik waarheidsgetrouw, noch een geleerde; Ik ben dwaas en onwetend geboren.
Bidt Nanak, ik zoek het Heiligdom van degenen die U niet vergeten, Heer. ||2||29||
Aasaa, eerste Mehl:
Er zijn zes filosofiesystemen, zes leraren en zes doctrines;
maar de Leraar der leraren is de Ene Heer, die in zoveel vormen verschijnt. ||1||
Dat systeem, waar de Lof van de Schepper wordt gezongen
- volg dat systeem; daarin rust grootheid. ||1||Pauze||
Zoals de seconden, minuten, uren, dagen, weekdagen, maanden
En seizoenen komen allemaal voort uit één zon,
O Nanak, zo komen alle vormen voort uit de Ene Schepper. ||2||30||
Eén Universele Schepper-God. Bij de gratie van de ware goeroe: