Zijn er om u te voeden terwijl u rust.
Deze waardeloze persoon heeft alle goede daden die voor hem zijn gedaan in het minst niet gewaardeerd.
Als je hem met vergeving zegent, O Nanak, alleen dan zal hij gered worden. ||1||
Door Zijn genade verblijft u comfortabel op aarde.
Met je kinderen, broers en zussen, vrienden en echtgenoot lach je.
Bij Zijne Genade drink je koud water.
Je hebt vredige briesjes en onbetaalbaar vuur.
Bij Zijne Genade geniet je van allerlei soorten plezier.
Je bent voorzien van alle levensbehoeften.
Hij gaf je handen, voeten, oren, ogen en tong,
en toch verlaat je Hem en hecht je je aan anderen.
Dergelijke zondige fouten blijven blinde dwazen vasthouden;
Nanak: verhef en red ze, God! ||2||
Van begin tot eind is Hij onze Beschermer,
en toch geven de onwetenden hun liefde niet aan Hem.
Door Hem te dienen worden de negen schatten verkregen,
en toch verbinden de dwazen hun geest niet met Hem.
Onze Heer en Meester is altijd aanwezig, voor altijd en altijd,
en toch geloven de geestelijk blinden dat Hij ver weg is.
In Zijn dienst verkrijgt men eer aan het Hof van de Heer,
en toch vergeet de onwetende dwaas Hem.
Voor eeuwig en altijd maakt deze persoon fouten;
O Nanak, de Oneindige Heer is onze reddende genade. ||3||
Ze verlaten het juweel en worden verdiept in een schelp.
Zij verloochenen de Waarheid en omarmen de onwaarheid.
Dat wat voorbijgaat, is volgens hen blijvend.
Dat wat immanent is, denken zij ver weg te zijn.
Ze strijden voor wat ze uiteindelijk moeten achterlaten.
Ze keren zich af van de Heer, hun Hulp en Steun, die altijd bij hen is.
Ze wassen de sandelhoutpasta af;
net als ezels zijn ze verliefd op de modder.
Ze zijn in de diepe, donkere put gevallen.
Nanak: verhef ze en red ze, o Barmhartige Heer God! ||4||
Ze behoren tot de menselijke soort, maar gedragen zich als dieren.
Ze vervloeken anderen dag en nacht.
Uiterlijk dragen ze religieuze gewaden, maar van binnen is het vuil van Maya.
Ze kunnen dit niet verbergen, hoe hard ze ook proberen.
Uiterlijk tonen ze kennis, meditatie en zuivering,
maar vanbinnen houdt zich de hond van de hebzucht vast.
Het vuur van verlangen woedt vanbinnen; uiterlijk brengen ze as op hun lichaam aan.
Er zit een steen om hun nek - hoe kunnen ze de ondoorgrondelijke oceaan oversteken?
Degenen in wie God Zelf verblijft
- O Nanak, deze nederige wezens gaan intuïtief op in de Heer. ||5||
Hoe kunnen blinden door te luisteren het pad vinden?
Pak zijn hand vast, en dan kan hij zijn bestemming bereiken.
Hoe kan een raadsel door doven worden begrepen?
Zeg 'nacht', en hij denkt dat je 'dag' zei.
Hoe kan een stomme de Liederen van de Heer zingen?
Hij kan het proberen, maar zijn stem zal hem in de steek laten.
Hoe kan de kreupele de berg beklimmen?
Hij kan daar eenvoudigweg niet heen.
O Schepper, Heer van Barmhartigheid - Uw nederige dienaar bidt;
Nanak: Bij uwe genade, red mij alstublieft. ||6||
De Heer, onze Hulp en Steun, is altijd bij ons, maar de sterveling herinnert zich Hem niet.
Hij toont liefde aan zijn vijanden.
Hij woont in een kasteel van zand.
Hij geniet van de plezierspelletjes en de smaak van Maya.
Hij gelooft dat ze permanent zijn – dit is de overtuiging van zijn geest.
Voor de dwaas komt de dood niet eens in zijn gedachten.
Haat, conflict, seksueel verlangen, woede, emotionele gehechtheid,
onwaarheid, corruptie, enorme hebzucht en bedrog: