en wat er daarna in mijn gedachten gebeurde is een triest verhaal; (49) (1)
Er is niemand anders in mijn ogen en wenkbrauwen behalve jij, de goeroe,
Daarom heb ik geen enkel teken van scheiding opgemerkt, behalve ikzelf. (49) (2)
De (pijn van) ‘scheiding’ heeft de (euforie van) ‘ontmoeting’ nog niet gerealiseerd,
Ik heb verhalen gehoord over 'eenheid en ontmoeting' vanuit 'afscheiding'. (49) (3)
Sinds jouw 'scheiding' zo'n vuur in mijn hart heeft aangewakkerd en aangewakkerd
Dat mijn gejammer en smeekbeden op de plek van 'afscheiding' vielen (als een bliksem) en het tot as verbrandden. (49) (4)
De verdeeldheid met jou heeft Goyaa in zo'n ongebruikelijke gemoedstoestand gebracht
dat hij deze pijnlijke saga onafgebroken zo vaak heeft verteld dat er geen telling meer mogelijk is en mijn gedachten stilstaan. (49) (5)
Luister alsjeblieft naar mij over de houding van 'liefde',