En Zijn meditatie, met respect en buigingen, lijkt altijd passend. (244)
Hij is de gestalte en vorm van de Meester en alleen Zijn bevel heeft de overhand;
De meditatie van top tot teen komt ook uit (door) Hem voort. (245)
Een Meester ziet er alleen gracieus en passend uit onder de Meesters,
Een persoon moet daarom voortdurend in meditatie blijven. (246)
Het karakter van Masters is om meesterachtig te zijn,
En een man heeft het lenteseizoen alleen om zich heen als hij mediteert. (247)
Het meesterschapskarakter, Zijn lof, van de Meester is eeuwig,
En de meditatie van een mens is permanent. (248)
Hiervoor heb je je hoofd van Hem afgewend, je bent afgedwaald;