Ghazals Bhai Nand Lal Ji

Pagina - 46


ਐ ਰੁਖ਼ਿ ਤੂ ਰੌਨਿਕਿ ਬਾਜ਼ਾਰਿ ਸ਼ਮਆ ।
aai rukh too rauanik baazaar shamaa |

O mens! Je bent een van de stralen van de goddelijke gloed en wordt van top tot teen overspoeld door goddelijke straling,

ਅਸ਼ਕਿ ਰੇਜ਼ਿ ਚਸ਼ਮਿ ਗੌਹਰ-ਬਾਰਿ ਸ਼ਮਆ ।੪੬।੧।
ashak rez chasham gauahara-baar shamaa |46|1|

Weg met alle zorgen of vermoedens, en raak voor altijd dronken in Zijn herinnering. (63)

ਮਹਰਮ ਹਰਫ਼ਾਤਿ ਊ ਰਾ ਗਸ਼ਤਾ ਅਸ਼ਤ ।
maharam harafaat aoo raa gashataa ashat |

Hoe lang zou je in de eindeloze gevangenschap van angsten blijven?

ਅਸ਼ਕ ਮੇ ਰੇਜ਼ਦ ਦਿਲਿ ਅਫ਼ਗਾਰਿ ਸ਼ਮਾਅ ।੪੬।੨।
ashak me rezad dil afagaar shamaa |46|2|

Weg met verdriet en verdriet; gedenk de Heer en blijf voor altijd veilig. (64)

ਹਰ ਕੁਜਾ ਰੌਸ਼ਨ ਚਰਾਗੇ ਕਰਦਾ ਅੰਦ ।
har kujaa rauashan charaage karadaa and |

Wat is angst en depressie? Het is de nalatigheid van Zijn meditatie;

ਯੱਕ ਗੁਲੇ ਬੂਦ ਅਸਤ ਅਜ਼ ਗੁਲਜ਼ਾਰਿ ਸ਼ਮਆ ।੪੬।੩।
yak gule bood asat az gulazaar shamaa |46|3|

Wat is plezier en vreugde? Het is de herinnering aan de Almachtige van oneindige dimensies. (65)

ਤਾ ਕਿਹ ਬਰ-ਅਫ਼ਰੋਖ਼ਤੀ ਰੁਖ਼ਸਾਰਿ ਖ਼ੁਦ ।
taa kih bara-afarokhatee rukhasaar khud |

Kent u de betekenis van het onbegrensde?

ਮੀ ਸ਼ਵਦ ਕੁਰਬਾਨਿ ਤੂ ਸਦ ਬਾਰ ਸ਼ਮਆ ।੪੬।੪।
mee shavad kurabaan too sad baar shamaa |46|4|

Het is het grenzeloze, de Akaalpurakh, die niet onderworpen is aan geboorte en dood. (66)

ਗਿਰਦਿ ਰੁਖ਼ਸਾਰਿ ਤੂ ਅਜ਼ ਬਹਿਰਿ ਨਿਸਾਰ ।
girad rukhasaar too az bahir nisaar |

Iedere man en vrouw wordt in zijn/haar hoofd overweldigd door Zijn hartstocht;

ਜਾਣ ਬਰੀਜ਼ਦ ਦੀਦਾਹਾਇ ਜ਼ਾਰਿ ਸ਼ਮਆ ।੪੬।੫।
jaan bareezad deedaahaae zaar shamaa |46|5|

Al deze opwinding in beide werelden is Zijn schepping. (67)

ਬਸਕਿ ਇਮਸ਼ਬ ਨਾਮਦੀ ਅਜ਼ ਇੰਤਜ਼ਾਰ ।
basak imashab naamadee az intazaar |

Het is de taal van de heiligen en edele zielen waar Hij Zijn verblijfplaats heeft gemaakt;

ਸੋਖ਼ਤ ਮਹਿਫਲ ਚਸ਼ਮਿ ਆਤਿਸ਼ ਬਾਰਿ ਸ਼ਮਆ ।੪੬।੬।
sokhat mahifal chasham aatish baar shamaa |46|6|

Of Hij verblijft in hun hart, waar dag en nacht voortdurend aan Hem wordt gedacht. (68)

ਸੁਬਹ ਦਮ ਗੋਯਾ ਤਮਾਸ਼ਿਾਇ ਅਜੀਬ ।
subah dam goyaa tamaashiaae ajeeb |

De ogen van een mediteerder gaan nooit open om iemand of iets anders dan Hem te zien;

ਜੁਮਲਾ ਆਲਮ ਖ਼ੁਫ਼ਤਾ ਓ ਬੇਦਾਰ ਸ਼ਮਆ ।੪੬।੭।
jumalaa aalam khufataa o bedaar shamaa |46|7|

En zijn druppel (van water) stroomt bij elke ademhaling naar geen enkele andere plaats behalve naar de uitgestrekte oceaan (de Akaalpurakh). (69)