Maajh, vijfde Mehl:
Iemand die om een vals geschenk vraagt,
het zal niet eens een moment duren om te sterven.
Maar van iemand die voortdurend de Allerhoogste Heer God dient en de Guru ontmoet, wordt gezegd dat hij onsterfelijk is. ||1||
Iemand wiens geest toegewijd is aan liefdevolle devotionele aanbidding
zingt dag en nacht Zijn Glorieuze Lof, en blijft voor altijd wakker en bewust.
Door hem bij de hand te nemen, versmelt de Heer en Meester in Zichzelf met die persoon, op wiens voorhoofd zo'n lot geschreven staat. ||2||
Zijn Lotusvoeten wonen in de geest van Zijn toegewijden.
Zonder de Transcendente Heer worden ze allemaal geplunderd.
Ik verlang naar het stof van de voeten van Zijn nederige dienaren. De Naam van de Ware Heer is mijn onderscheiding. ||3||
Staand en zittend zing ik de Naam van de Heer, Har, Har.
Terwijl ik in gedachtenis op Hem mediteer, verkrijg ik mijn Eeuwige Echtgenoot, Heer.
God is barmhartig geworden jegens Nanak. Ik aanvaard vrolijk Uw Wil. ||4||43||50||
Raag Majh werd gecomponeerd door de Vijfde Sikh Guru (Shri Guru Arjun Dev ji). De oorsprong van de Raag ligt in de Punjabi-volksmuziek en de essentie ervan is geïnspireerd door de 'Ausische' tradities van de Majha-regio; het spel van wachten en verlangen naar de terugkeer van een geliefde. De gevoelens die deze Raag oproept, worden vaak vergeleken met die van een moeder die wacht op de terugkeer van haar kind na een lange periode van scheiding. Ze heeft verwachting en hoop op de terugkeer van het kind, hoewel ze zich tegelijkertijd pijnlijk bewust is van de onzekerheid van hun terugkeer naar huis. Deze Raag brengt de emotie van extreme liefde tot leven en dit wordt benadrukt door het verdriet en de angst van de scheiding.