Net zoals er golven ontstaan op het oppervlak van de grote rivieren en alle golven water worden genoemd.
Op dezelfde manier komen de levende en levenloze objecten uit de Allerhoogste Heer, omdat ze door dezelfde Heer zijn geschapen, en versmelten ze in dezelfde Heer. 17.87.
Er zijn veel schildpadden en vissen en er zijn er veel die ze verslinden. Er zijn veel gevleugelde feniksen die altijd blijven vliegen.
Er zijn er velen die zelfs de fonenix in de lucht verslinden en er zijn er velen die zelfs de gematerialiseerde verslinders eten en verteren.
Om maar te zwijgen van de bewoners van het water, de aarde en de dwalingen van de hemel, al degenen die door de god van de dood zijn geschapen, zullen uiteindelijk door hem worden verslonden (vernietigd).
Net zoals het licht opging in de duisternis en de duisternis in het licht, zullen alle geschapen wezens die door de Heer zijn voortgebracht uiteindelijk in Hem opgaan. 18.88.
Velen schreeuwen het uit terwijl ze ronddwalen, velen huilen en velen sterven, velen verdrinken in water en velen worden verbrand in vuur.
Velen wonen aan de oevers van de Ganges en velen wonen in Mekka en Medina, velen worden kluizenaars en genieten van omzwervingen.
Velen ondergaan de pijn van het zagen, velen worden in de aarde begraven, velen worden aan de galg gehangen en velen ondergaan grote pijn.
Velen vliegen in de lucht, velen leven in het water en velen zonder kennis. In hun eigenzinnigheid branden zij zichzelf dood. 19.89.
De goden zijn moe geworden van het offeren van geuren, de antagonistische demonen zijn moe geworden, de wijzen met kennis van zaken zijn moe geworden en aanbidders met een goed begrip zijn ook moe geworden.
Degenen die sandelhout wrijven zijn moe geworden, degenen die fijne geuren (otto) aanbrengen zijn moe geworden, de beeldenaanbidders zijn moe geworden en degenen die zoete curry aanbieden, zijn ook moe geworden.
De bezoekers van begraafplaatsen zijn moe geworden, de aanbidders van kluizenaarshutten en monumenten zijn moe geworden, degenen die de afbeeldingen op de muren besmeuren zijn moe geworden en degenen die met reliëfzegels printen zijn ook moe geworden.
Gandharvas, de muzikanten van goederen zijn moe geworden, Kinnars, de spelers van muziekinstrumenten zijn moe geworden, de experts zijn zeer moe geworden en de asceten die soberheid observeren zijn ook moe geworden. Geen van de bovengenoemde mensen is daartoe in staat geweest
DOOR UW GENADE. BHUJANG PRAYAAT STANZA
De Heer is zonder genegenheid, zonder kleur, zonder vorm en zonder lijn.
Hij zonder gehechtheid, zonder woede, zonder bedrog en zonder boosaardigheid.
Hij is actieloos, illusieloos, geboorteloos en kasteloos.
Hij is zonder vriend, zonder vijand, zonder vader en zonder moeder.1.91.
Hij is zonder liefde, zonder huis, zonder rechtvaardig en zonder huis.