Alle levende wezens zijn van jou. Jij bent de Gever van alle zielen.
Mediteer over de Heer, o heiligen; Hij is de Verdrijver van alle verdriet.
De Heer Zelf is de Meester, de Heer Zelf is de Dienaar. O Nanak, de arme wezens zijn ellendig en ellendig! ||1||
Je bent constant in elk hart en in alle dingen. O lieve Heer, U bent Degene.
Sommigen zijn gevers, en sommigen zijn bedelaars. Dit is allemaal jouw wonderlijke spel.
Jijzelf bent de Gever, en Jijzelf bent de Genieter. Ik ken niemand anders dan Jij.
U bent de Allerhoogste Heer God, grenzeloos en oneindig. Over welke deugden van jou kan ik spreken en beschrijven?
Voor degenen die U dienen, voor degenen die U dienen, lieve Heer, dienaar Nanak is een offer. ||2||
Degenen die op U mediteren, Heer, degenen die op U mediteren – deze nederige wezens wonen in vrede in deze wereld.
Ze zijn bevrijd, ze zijn bevrijd: zij die op de Heer mediteren. Voor hen is de strop van de dood doorgesneden.
Degenen die mediteren op de Onbevreesde, op de Onverschrokken Heer – al hun angsten worden verdreven.
Degenen die dienen, degenen die mijn lieve Heer dienen, worden opgenomen in het Wezen van de Heer, Har, Har.
Gezegend zijn zij, gezegend zijn zij, die mediteren op hun Lieve Heer. Dienaar Nanak is een offer voor hen. ||3||
Toewijding aan Jou, toewijding aan Jou, is een overvolle, oneindige en onmetelijke schat.
Uw toegewijden, Uw toegewijden prijzen U, lieve Heer, op vele en verschillende en talloze manieren.
Voor U verrichten velen, voor U, zovelen erediensten, o dierbare Oneindige Heer; ze beoefenen gedisciplineerde meditatie en zingen eindeloos.
Voor jou lezen velen, voor jou, zovelen de verschillende Simritees en Shaastra's. Ze voeren rituelen en religieuze rituelen uit.
Die toegewijden, die toegewijden zijn subliem, o dienaar Nanak, die mijn lieve Heer God behagen. ||4||
Jij bent het Oerwezen, de meest wonderbaarlijke Schepper. Er is geen ander zo Groot als Jij.
Eeuw na eeuw bent U de Ene. Voor eeuwig en altijd bent U de Ene. U verandert nooit, o Schepper Heer.