De sterveling is verstrikt in Maya; hij is de Naam van de Heer van het Universum vergeten.
Zegt Nanak, zonder op de Heer te mediteren: wat is het nut van dit mensenleven? ||30||
De sterveling denkt niet aan de Heer; hij wordt verblind door de wijn van Maya.
Zegt Nanak: zonder op de Heer te mediteren, wordt hij gevangen in de strop van de dood. ||31||
In goede tijden zijn er veel metgezellen, maar in slechte tijden is er helemaal niemand.
Zegt Nanak, tril en mediteer op de Heer; Hij zal uiteindelijk je enige hulp en steun zijn. ||32||
Stervelingen dwalen verloren en verward door talloze levens; hun angst voor de dood wordt nooit weggenomen.
Zegt Nanak, tril en mediteer op de Heer, en je zult in de onbevreesde Heer wonen. ||33||
Ik heb zoveel dingen geprobeerd, maar de trots van mijn geest is niet verdreven.
Ik ben verdiept in kwaadaardigheid, Nanak. O God, red mij alstublieft! ||34||
Kindertijd, jeugd en ouderdom – ken dit als de drie levensfasen.
Zegt Nanak: zonder op de Heer te mediteren is alles nutteloos; je moet dit waarderen. ||35||
Je hebt niet gedaan wat je had moeten doen; Je bent verstrikt in het web van hebzucht.
Nanak, jouw tijd is voorbij; Waarom huil je nu, blinde dwaas? ||36||
De geest gaat op in Maya – hij kan er niet aan ontsnappen, mijn vriend.
Nanak, het is als een schilderij dat aan de muur is geschilderd; het kan er niet vanaf blijven. ||37||
De man wenst iets, maar er gebeurt iets anders.
Hij smeedt plannen om anderen te misleiden, O Nanak, maar in plaats daarvan legt hij de strop om zijn eigen nek. ||38||
Mensen doen allerlei pogingen om vrede en plezier te vinden, maar niemand probeert pijn te verdienen.
Zegt Nanak, luister, let op: alles wat God behaagt, zal gebeuren. ||39||