O Nanak, door het Godbewuste wezen mediteert de hele wereld op God. ||4||
Het Godbewuste wezen heeft alleen de Ene Heer lief.
Het Godbewuste wezen woont bij God.
Het godsbewuste wezen neemt de Naam als zijn steun.
Het Godbewuste wezen heeft de Naam als zijn Familie.
Het Godbewuste wezen is wakker en bewust, voor eeuwig en altijd.
Het godsbewuste wezen doet afstand van zijn trotse ego.
In de geest van het godsbewuste wezen heerst opperste gelukzaligheid.
In het huis van het Godbewuste wezen heerst eeuwige gelukzaligheid.
Het Godbewuste wezen leeft in vredig gemak.
O Nanak, het godsbewuste wezen zal nooit vergaan. ||5||
Het Godbewuste wezen kent God.
Het Godbewuste wezen is alleen verliefd op de Ene.
Het Godbewuste wezen is zorgeloos.
Zuiver zijn de leringen van het godsbewuste wezen.
Het Godbewuste wezen is zo gemaakt door God Zelf.
Het Godbewuste wezen is glorieus groot.
De Darshan, de gezegende visie van het godsbewuste wezen, wordt door groot geluk verkregen.
Voor het Godbewuste wezen maak ik mijn leven tot een offer.
Het godsbewuste wezen wordt gezocht door de grote god Shiva.