Sukhmani Sahib

(Pagina: 3)


ਪ੍ਰਭ ਕਾ ਸਿਮਰਨੁ ਸਭ ਤੇ ਊਚਾ ॥
prabh kaa simaran sabh te aoochaa |

De gedachtenis aan God is de hoogste en meest verhevene van allemaal.

ਪ੍ਰਭ ਕੈ ਸਿਮਰਨਿ ਉਧਰੇ ਮੂਚਾ ॥
prabh kai simaran udhare moochaa |

Ter nagedachtenis aan God worden velen gered.

ਪ੍ਰਭ ਕੈ ਸਿਮਰਨਿ ਤ੍ਰਿਸਨਾ ਬੁਝੈ ॥
prabh kai simaran trisanaa bujhai |

Ter nagedachtenis aan God wordt de dorst gelest.

ਪ੍ਰਭ ਕੈ ਸਿਮਰਨਿ ਸਭੁ ਕਿਛੁ ਸੁਝੈ ॥
prabh kai simaran sabh kichh sujhai |

In de gedachtenis van God zijn alle dingen bekend.

ਪ੍ਰਭ ਕੈ ਸਿਮਰਨਿ ਨਾਹੀ ਜਮ ਤ੍ਰਾਸਾ ॥
prabh kai simaran naahee jam traasaa |

In de gedachtenis van God is er geen angst voor de dood.

ਪ੍ਰਭ ਕੈ ਸਿਮਰਨਿ ਪੂਰਨ ਆਸਾ ॥
prabh kai simaran pooran aasaa |

In de gedachtenis van God wordt de hoop vervuld.

ਪ੍ਰਭ ਕੈ ਸਿਮਰਨਿ ਮਨ ਕੀ ਮਲੁ ਜਾਇ ॥
prabh kai simaran man kee mal jaae |

In de herinnering aan God wordt de vuiligheid van de geest verwijderd.

ਅੰਮ੍ਰਿਤ ਨਾਮੁ ਰਿਦ ਮਾਹਿ ਸਮਾਇ ॥
amrit naam rid maeh samaae |

De Ambrosiale Naam, de Naam van de Heer, wordt opgenomen in het hart.

ਪ੍ਰਭ ਜੀ ਬਸਹਿ ਸਾਧ ਕੀ ਰਸਨਾ ॥
prabh jee baseh saadh kee rasanaa |

God verblijft op de tongen van Zijn heiligen.

ਨਾਨਕ ਜਨ ਕਾ ਦਾਸਨਿ ਦਸਨਾ ॥੪॥
naanak jan kaa daasan dasanaa |4|

Nanak is de dienaar van de slaaf van Zijn slaven. ||4||

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸੇ ਧਨਵੰਤੇ ॥
prabh kau simareh se dhanavante |

Zij die God gedenken zijn rijk.

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸੇ ਪਤਿਵੰਤੇ ॥
prabh kau simareh se pativante |

Zij die God gedenken zijn eervol.

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸੇ ਜਨ ਪਰਵਾਨ ॥
prabh kau simareh se jan paravaan |

Degenen die God gedenken, worden goedgekeurd.

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸੇ ਪੁਰਖ ਪ੍ਰਧਾਨ ॥
prabh kau simareh se purakh pradhaan |

Zij die God gedenken zijn de meest vooraanstaande personen.

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸਿ ਬੇਮੁਹਤਾਜੇ ॥
prabh kau simareh si bemuhataaje |

Het ontbreekt hen niet aan God die zich God herinneren.

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸਿ ਸਰਬ ਕੇ ਰਾਜੇ ॥
prabh kau simareh si sarab ke raaje |

Degenen die God gedenken zijn de heersers van allen.

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸੇ ਸੁਖਵਾਸੀ ॥
prabh kau simareh se sukhavaasee |

Zij die God gedenken, wonen in vrede.

ਪ੍ਰਭ ਕਉ ਸਿਮਰਹਿ ਸਦਾ ਅਬਿਨਾਸੀ ॥
prabh kau simareh sadaa abinaasee |

Degenen die zich God herinneren zijn onsterfelijk en eeuwig.

ਸਿਮਰਨ ਤੇ ਲਾਗੇ ਜਿਨ ਆਪਿ ਦਇਆਲਾ ॥
simaran te laage jin aap deaalaa |

Alleen zij houden vast aan de herinnering aan Hem, aan wie Hij Zelf Zijn Barmhartigheid betoont.

ਨਾਨਕ ਜਨ ਕੀ ਮੰਗੈ ਰਵਾਲਾ ॥੫॥
naanak jan kee mangai ravaalaa |5|

Nanak smeekt om het stof van hun voeten. ||5||