Jaitsree, Negende Mehl:
O lieve Heer, alstublieft, red mijn eer!
De angst voor de dood is mijn hart binnengekomen; Ik klamp me vast aan de bescherming van uw heiligdom, o Heer, oceaan van genade. ||1||Pauze||
Ik ben een grote zondaar, dwaas en hebzuchtig; maar nu ben ik eindelijk moe geworden van het begaan van zonden.
Ik kan de angst om dood te gaan niet vergeten; deze angst verteert mijn lichaam. ||1||
Ik heb geprobeerd mezelf te bevrijden, terwijl ik in de tien richtingen rondrende.
De zuivere, onbevlekte Heer verblijft diep in mijn hart, maar ik begrijp het geheim van Zijn mysterie niet. ||2||
Ik heb geen verdiensten, en ik weet niets van meditatie of boetedoeningen; wat moet ik nu doen?
O Nanak, ik ben uitgeput; Ik zoek de beschutting van Uw Heiligdom; O God, zegen mij alstublieft met het geschenk van onbevreesdheid. ||3||2||
Titel: | Raag Jaithsree |
---|---|
Schrijver: | Guru Tegh Bahadur Ji |
Pagina: | 703 |
Regelnummer: | 2 - 6 |
Jaitsiri brengt de oprechte emotie over van het niet zonder iemand kunnen leven. Zijn stemming wordt in beslag genomen door gevoelens van afhankelijkheid en een overweldigend gevoel van wanhopig de hand reiken om bij die persoon te zijn.